BBW-lid Marieke Munter (QM Wsnp Bewind) had laatst een bijzonder geval. Of beter: een bijzonder standpunt van de rechter-commissaris. Een echtpaar van rond de zestig werd in 2017 met een eigen woning tot de Wsnp toegelaten. Mede vanwege de te verwaarlozen overwaarde werd besloten tot het behoud van de woning. Ook omdat de woonlasten bij een huurwoning aanzienlijk hoger zouden zijn. Halverwege meldde de rechter-commissaris dat de woning toch verkocht zou moeten worden vanwege de ontstane waardestijging.
Gelukkig bleek dat de schulden aan het einde van de Wsnp volledig konden worden voldaan. Meneer had een afspraak gemaakt met zijn werkgever dat hij overuren kon blijven maken.
Onlangs zijn de schuldeisers volledig betaald, ontvangen schuldenaren nog een klein bedrag terug én is de woning behouden. In het minnelijke traject werd 60,33% aangeboden… Maar het standpunt van de rechter-commissaris schuurt. Wat nu als niet alle schulden hadden kunnen worden betaald? Had de woning dan moeten worden verkocht? Apart, want een eventuele onderwaarde die na woningbehoud ontstaat, is niet voor rekening van de boedel. Een tip: Spreek bij woningbehoud duidelijk af dat een eventuele latere overwaarde (en uiteraard ook onderwaarde) voor rekening komt van de schuldenaar. Wel zo eerlijk.