Om de toegankelijkheid van de Wsnp te verbeteren, en met name de aansluiting vanuit het minnelijke schuldhulptraject, neemt de minister voor Rechtsbescherming een aantal wettelijke maatregelen die zien op de goede trouw-termijnen bij de toegang en op de indiening van het verzoekschrift. De instroom in de Wsnp is de afgelopen immers zeer sterk gedaald terwijl de omvang van de schuldenproblematiek alleen maar toenam. En er leven in de hele schuldenketen zorgen over de te verwachten toename – de NVVK spreekt van een komende “boeggolf” – van het aantal problematische debiteuren als gevolg van de coronacrisis. Een voorontwerp is op 2 december 2020 in consultatie gegaan, met een reactietermijn van 10 weken, dus tot 10 februari 2021. Wat is de aanleiding, waar wordt aan gesleuteld in het voorontwerp en wat wordt er in de consultatie gevraagd?
Aanleiding en verwachte effecten
Het gemeentelijk schuldhulpverleningstraject en de Wsnp zijn volgens de wetgever vooral bedoeld om te voorkomen dat schuldenaren met problematische schulden in een uitzichtloze schuldensituatie terechtkomen. De regelingen worden daar nu echter niet ten volle voor benut, zo is te lezen op www.internetconsultatie.nl/ wet wijziging wsnp. De in 2012 ingezette voortdurende daling van de instroom in het Wsnp-traject, staat op gespannen voet met de onverminderd grote schuldenproblematiek. Dit komt omdat een aantal voorwaarden om van een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject te kunnen doorstromen naar de Wsnp in de praktijk te streng blijken te zijn. Daarom worden de aanpassingen doorgevoerd in de voorwaarden waaronder een schuldenaar kan worden toegelaten tot de Wsnp. Voorafgaand aan het wetsvoorstel had de minister voor Rechtsbescherming door Bureau Wsnp van de Raad voor de Rechtsbijstand een “quick scan onderzoek” laten uitvoeren. Centraal in het onderzoek stond de vraag hoe de toegankelijkheid van de Wsnp kan worden verbeterd door belemmeringen in de aansluiting tussen het minnelijke schuldhulptraject en de wettelijke schuldsaneringsregeling zoveel mogelijk weg te nemen.
De quick scan staat niet op zichzelf. Een rapport van de Nationale Ombudsman adresseerde in juni 2020 dezelfde kwesties. Ook werden aanbevelingen van de Raad voor de Rechtspraak uit een visiedocument schuldenproblematiek en rechtspraak op verzoek van de minister in de quick scan meegenomen.
Bureau Wsnp en Aanbevelingen quick scan
Uit de quick scan komen veertien aanbevelingen naar voren die de doorstroom naar de Wsnp verbeteren. Een groot aantal behoeft geen wetswijziging en ziet vooral op het verbeteren van de informatievoorziening en communicatie over bestaande procedures, zowel ten behoeve van de schuldenaar alsook de schuldeiser en de schuldhulp. Daarnaast zien zij op het verbeteren van de afstemming en samenwerking tussen de diverse betrokkenen. Bij dit laatste kan men denken aan het inzetten van een schuldenfunctionaris bij de rechtbank die de schuldenaar kan voorlichten over gerechtelijke procedures en informeren en doorverwijzen naar hulpverlenende instanties. Ook kan gedacht worden aan het instellen van een schuldenrechter die meer regie kan uitoefenen bij schulden gerelateerde procedures. En een aanvullende rol van de bewindvoerder Wsnp voor advies en begeleiding van de schuldenaren vanuit het minnelijke naar het wettelijke traject.
Proefproject Wsnp-bewindvoerders en verzoekschrift
De verwachting is dat een goede begeleiding bij het indienen van een verzoekschrift Wsnp, de kans om toegelaten te worden zal vergroten. Wsnp-bewindvoerders hebben veel kennis en ervaring als het gaat om de juridische afwikkeling van een schuldendossier. Zij spreken de taal van de rechtbank en zijn in staat om reeds in eerste aanleg waar nodig rechtsbijstand te bieden bij schuldengerelateerde problemen. Om te bezien of door de inzet van Wsnp-bewindvoerders de doorstroming van het minnelijk naar het wettelijk traject en de toegankelijkheid van de Wsnp worden verbeterd, wordt nu in samenwerking met Bureau Wsnp een pilot verkend. Deze verkenning wordt in Q1 afgerond. Schuldenaren, zowel particulieren als zzp’ers/(ex-)ondernemers kunnen dan door een Wsnp-bewindvoerder worden bijgestaan bij het indienen van een verzoekschrift Wsnp, inclusief bijlagen (waaronder de artikel 285 Fw-modelverklaring). Onderdeel van de verkenning is of aan de vereiste randvoorwaarden voor de pilot waaronder de financiële dekking kan worden voldaan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de kamerbreed aanvaarde motie Bruins (Kamerstukken II, 2019-2020, 24515, nr. 544).
Voorgenomen wijzigingen goede trouw
Voor een betere aansluiting van de minnelijke schuldhulpverlening op de Wsnp worden door de minister twee maatregelen voorgesteld om de toegang tot de Wsnp te verbeteren, en die om wetswijziging vragen.
Ten eerste: Om in het huidige stelsel toegang te krijgen tot de Wsnp moet een schuldenaar vijf jaar voorafgaand aan zijn toelatingsverzoek te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De praktijk wijst uit dat deze goede trouw-toets te strikt kan uitpakken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de schuldenaar in de voorgaande vijf jaar niet altijd te goeder trouw heeft gehandeld omdat hij kampte met psychische- en/of verslavingsproblemen. Of dat hij juist door de coronacrisis in de betalingsproblemen is geraakt.
Sinds de wetswijziging van 1 januari 2008 bestaat de mogelijkheid om op grond van art. 288 lid 3 Fw een beroep te doen op de hardheidsclausule. Door hier een beroep op te doen wordt schuldenaren de mogelijkheid geboden om toch toegelaten te worden wanneer ze kunnen aantonen dat er sprake is van ‘een wending ten goede’, waarbij zij de oorzaak van hun schulden onder controle hebben gekregen. Als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar zijn problemen inmiddels enige tijd onder controle heeft en in staat is om zich aan de verplichtingen te houden, zou hij toegelaten moeten kunnen worden tot de Wsnp. In de praktijk bestaat echter de indruk dat de rechter de ‘goede trouw-toets’ zeer strikt toepast en dat schuldenaren nauwelijks een beroep doen op de hardheid.
Met het oog hierop wil de minister de termijn van de goede trouw verkorten van vijf naar twee jaar. De maatregel zal ertoe leiden dat schuldenaren niet onnodig in een minnelijk traject blijven hangen of zonder oplossing uit een dergelijk traject verdwijnen, maar als zij daaraan toe zijn, sneller doorstromen naar de Wsnp. Daarbij blijft het doel van de goede trouw-toets overeind; de ‘niet-willer’/ malafide schuldenaar krijgt nog steeds geen toegang tot de Wsnp. Binnen de genoemde twee jaar blijft een hardheidsclausule van toepassing. Het uitgangspunt is dan wel dat de hardheidsclausule in beginsel niet zal worden toegepast en schuldeisers in hoger beroep kunnen tegen toelating van de schuldenaren met een beroep op de hardheidsclausule.
Ten tweede: Daarnaast wil de minister de afwijzingsgrond van de tienjaartermijn facultatief maken. Die maatregel zorgt ervoor dat schuldenaren niet per definitie worden afgewezen als zij binnen tien jaar opnieuw een toelatingsverzoek indienen. De rechter krijgt de mogelijkheid om schuldenaren die buiten hun schuld – bijvoorbeeld als gevolg van een economische crisis – binnen tien jaar opnieuw in de financiële problemen komen, opnieuw toe te laten. Hetzelfde geldt voor schuldenaren die een eerder traject niet hebben kunnen afmaken, maar daartoe nu wel in staat worden geacht.
Vragen bij consultatie
Iedereen mag in deze fase inspreken. De reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie indien is aangeven door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn. De wetgever heeft bij dit voorontwerp tot wijziging van de Wsnp een aantal specifieke vragen meegegeven. Die twee vragen luiden als volgt:
1. Nu geldt ingevolge artikel 288, eerste lid, onderdeel b, van de Faillissementswet dat een schuldenaar in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van zijn toelatingsverzoek te goeder trouw moet zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden (‘goede trouw-toets’). De termijn van deze ‘goede trouw-toets’ wordt teruggebracht naar twee jaar. In de toelichting wordt uiteengezet waarom hiertoe is besloten. Daarbij is ook aangegeven dat ervan wordt uitgegaan dat het mogelijk moet zijn voor een schuldenaar om binnen twee jaar een wezenlijk gedragsverandering te ondergaan en een stabiele situatie te creëren die heel anders is dan de situatie waarin hij zich bevond op het moment dat hij niet te goeder trouw handelde bij het aangaan of onbetaald laten van schulden. Gelet op deze achtergrond, vindt u een termijn van twee jaar passend?
2. Met de voorgestelde regeling wordt in de Faillissementswet een nieuwe bepaling opgenomen op basis waarvan alle schuldeisers hoger beroep kunnen instellen tegen de toelating van de schuldenaar tot de Wsnp. Deze hoger beroepsmogelijkheid zou ook beperkt kunnen worden ingevoerd, door: a. het hoger beroep alleen open te stellen als de schuldenaar is toegelaten tot de Wsnp op basis van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw, en b. uitsluitend voor de schuldeisers die een vordering hebben op de schuldenaar vanwege een schuld die de schuldenaar niet te goeder trouw is aangegaan of onbetaald heeft gelaten. Natuurlijk kan ook de keuze worden gemaakt om het te laten zoals het is (dus voor schuldeisers geen hoger beroep mogelijkheid). Gelet op al deze mogelijkheden, welke heeft dan uw voorkeur?
Bron: www.internetconsultatie.nl en gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 16 november 2020, TK 2020-2021, 24 515, nr. 572 (bijlage)