Beschermingsbewind wordt meestal ingesteld op verzoek van degene wiens financiën beheerd moet worden. Wanneer de debiteur geen beschermingsbewind of schuldhulp wil, of niet in staat is om het aan te vragen, kan ook het College van B&W sinds 2014 onder bepaalde voorwaarden beschermingsbewind aanvragen. Dat kan een effectief instrument zijn om in te zetten bij burgers die om de een of andere reden niet in aanmerking komen voor een wettelijke schuldsanering en zorg mijden en bij wie vanwege een huurachterstand woningontruiming dreigt. Het Gerechtshof achtte de instelling van een schuldenbewind in deze zaak noodzakelijk en gerechtvaardigd, zelfs tegen de wil van betrokkene in.
Ontruiming dreigt
De verhuurder heeft X gedagvaard vanwege een huurachterstand. Als verweer voerde X aan de huur niet te willen betalen, vanwege verstoring van het woongenot als gevolg van asbest in de woning. Dit verweer wordt door de rechter niet gehonoreerd. De vordering van de verhuurder wordt toegewezen. Als de achterstand niet binnen twee weken na betekening van het vonnis wordt voldaan, ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst en moet X de woning ontruimen.
Zorgweigeraar
X aanvaardt geen hulp en de gemeente vindt dit een zorgelijke situatie. Het college van B&W heeft een verzoek tot beschermingsbewind ingediend en dit is door de rechter gehonoreerd. X is het er niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. X had ten tijde van het verzoek een forse huurschuld aan zijn verhuurder Y. Het verweer van X dat Y tekort is geschoten in het verschaffen van het ongestoorde huurgenot vanwege asbest in de woning, is door de rechtbank niet gehonoreerd waarna X is veroordeeld tot betaling van de huurtermijnen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze onherroepelijk is geworden. Uit de stukken blijkt dat tussen het College van B&W en de verhuurder ten tijde van het ontstaan van de huurachterstanden een convenant is opgesteld om X te helpen een eventuele woningontruiming te voorkomen. Schuldhulpverlening, die betrokken is geweest bij X, heeft niets voor hem kunnen doen omdat hij geen inzage gaf in zijn financiën en geen hulp wilde. Ook blijkt dat op 9 augustus 2018 een woningontruiming was gepland en dat X van mening was dat hij ondanks de aanzegging daartoe door een deurwaarder niet uit de woning zou worden gezet. Het College heeft daarop, om het belang van X te dienen, een verzoek tot onderbewindstelling ingediend en met de verhuurder afgesproken dat de ontruiming zal worden opgeschort in afwachting van de beslissing op dit verzoek.
Huurschuld en bewind
De bewindvoerder heeft ter zitting toegelicht dat het bewind op zichzelf goed verloopt, en dat er goed contact is tussen de bewindvoerder en X. X ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet en kan daardoor slechts mondjesmaat aflossen op de schuld, namelijk met een bedrag van € 75,- per maand. De totale huurschuld bedraagt nu ongeveer € 8.100,-. De bewindvoerder heeft de vrees geuit dat wanneer het bewind zou wegvallen X de betalingsregeling niet zelf zal voortzetten en dat (weer) ontruiming zal dreigen. Gebleken is dat X nog steeds zeer boos is op Y en overtuigd is dat hij ziek is geworden door de asbest in de woning. Ondanks het veroordelend vonnis acht hij zich niet gehouden de schuld te voldoen.
Schuldenbewind noodzakelijk en gerechtvaardigd
Naar het oordeel van het hof is de vrees gerechtvaardigd dat X zijn betalingen op de huurschulden zal stopzetten wanneer er geen sprake meer zou zijn van bewind. Nog steeds is de ontruiming niet van de baan. Mede gezien de hoogte van de schuld afgezet tegen het inkomen van X acht het hof de financiële situatie waarin X is beland zorgelijk en een beschermingsmaatregel gerechtvaardigd. Gelet op de medische situatie van X is het te meer van belang dat hij zijn woning niet zal worden uitgezet. Nu sprake is van een forse schuld in verband met niet betaalde huur over een aanzienlijke periode en de gevolgen zeer ingrijpend zullen zijn voor X als hierop niet meer zou worden afgelost, is het hof van oordeel dat de kantonrechter terecht vanwege problematische schulden een bewind heeft ingesteld. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank sector kanton: het schuldenbewind met benoeming van een beschermingsbewindvoerder ten aanzien van X blijft in stand.
Op verzoek van B&W
Op verzoek van de gemeente een beschermingsbewind, is dat niet vreemd ? Normaliter verdient het de voorkeur dat beschermingsbewind door betrokkene zelf wordt aangevraagd en als dat niet kan door de familie. Sinds 2014 is de wet uitgebreid en kan het college vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden een verzoekschrift beschermingsbewind bij de kantonrechter indienen. Om mensen met problematische schulden beter te kunnen helpen en om de schuldhulpverlening, schuldsanering en schuldenbewindvoering beter op elkaar te laten aansluiten is toen geregeld dat ook het College van B&W (van de gemeente waar de persoon woont) een verzoek voor een beschermingsbewind wegens verkwisting of problematische schulden kan indienen. Dit staat in lid 2 van artikel 432 Boek 1 BW. Het betekent dat de gemeente voor wie zich aanmeldt voor schuldhulp, naast het bieden van deze hulp, ook bij de kantonrechter om een beschermingsbewind kan verzoeken. In het verzoekschrift moet dan voor de kantonrechter wel staan waarom de rechthebbende zelf of een van zijn naasten niet het verzoek hebben ingediend. Nieuw was bij de wetswijziging van 1 januari 2014 overigens ook de bevoegdheid om een bewindsverzoek in te dienen door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt.
Medewerking debiteur ?
Een vergelijkbare bevoegdheid om voor een burger een verzoek in te dienen heeft het College van B&W op grond van art. 284 lid 4 Faillissementswet, bij de schuldsaneringsregeling. In de schuldsanering is actieve medewerking van de betrokkene zelf natuurlijk essentieel: hij of zij zal goed aan alle verplichtingen moeten voldoen, wil een schone lei verdiend worden. In het schuldenbewind ligt dat anders. Dat kan dus op paternalistische wijze ook worden ingesteld ten behoeve van zorgmijders en zorgweigeraars. Toch lijkt het ook daar gewenst dat de betrokkene van goede wil is en zich een beetje helpen laat. Dit schuldenbewind werd ingesteld tegen de wil van de rechthebbende, die dat zelfs in hoger beroep vruchteloos bestreed. Zo wordt het een ”vechtbewind”. De beschermingsbewindvoerder gaat hiermee geen gemakkelijk dossier tegemoet. Artikel 1:448 BW geeft de optie tot ontslag hetzij ambtshalve door de kantonrechter, hetzij op verzoek van de bewindvoerder zelf, hetzij op verzoek van de rechthebbende. En artikel 1:449 lid 2 BW bepaalt dat de kantonrechter hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder, hetzij op verzoek van de rechthebbende het bewind kan opheffen indien voortzetting niet zinvol is gebleken.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7687