Column Geert Lankhorst * – Nieuwe normering van incasso: de Wet Kwaliteit Incassodienstverlening

Na de wettelijke normering van de maximale incassotarieven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassotarieven is op 11 mei 2022 een aanvullende wettelijke regel gepubliceerd. Deze nieuwe wet regelt de kwaliteitsnormen voor de incassodienstverlening en een incassoregister, en treedt naar verwachting per 1 januari 2023 in werking. De wet moet een preventieve rol vervullen in de schuldenproblematiek.

Wet Kwaliteit Incassodienstverlening

De nieuwste regulering betreft de Wet Kwaliteit Incassodienstverlening van 11 mei 2022 (afgekort als WKI; Staatsblad 2022, 186). Deze wet voorziet in een verplicht incassoregister met een systeem van toezicht en handhaving. Daarnaast wordt een aanpassing van de huidige cumulatieregeling in artikel 6:96 BW voorgesteld, met een nieuw lid 8. Hiermee wordt door de wetgever beoogd om ongewenste stapeling van buitengerechtelijke incassokosten bij termijnbetalingen tegen te gaan. De hoofdlijnen van de kwaliteitseisen waaraan de incassodienstverleners moeten voldoen zijn vastgelegd in artikel 13 van de WKI en worden medio 2022 nader uitgewerkt. De verwachting bestaat dat de WKI en de bijbehorende algemene maatregel van bestuur in werking zullen treden per 1 januari 2023.

Reikwijdte nieuwe regels

De WIK richt zich uitsluitend tot private buitengerechtelijke incassodienstverleners. Dit zijn bedrijven die bedrijfs- of beroepsmatig buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichten namens een ander, of na een cessie (= overdracht van een vordering). Hieronder kunnen ook brancheverenigingen of andere organisaties vallen die voor hun aangesloten leden incassowerkzaamheden verrichten jegens consumenten. Brancheverenigingen bieden soms bij wijze van ledenservice aan dat zij een incasso verrichten wanneer hun leden facturen hebben die niet voldaan worden. Wanneer een dergelijk ledenservice een structureel karakter heeft, dan vallen ze onder de WKI. Belangrijk is ook het mogelijk grensoverschrijdend effect. Het wetsvoorstel is gericht op de bescherming van Nederlandse consumenten, waardoor de regels ook van toepassing zijn op in het buitenland gevestigde incassodienstverleners die incassowerkzaamheden uitvoeren ten aanzien van hier woonachtige personen. Voor incassodienstverleners die uitsluitend incassowerkzaamheden uitvoeren jegens ondernemers (business-to-business) gelden de regels niet.

Het incassoregister

Het nieuwe systeem dat de Minister voor Rechtsbescherming voor ogen staat introduceert een verbod om zonder registratie buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te verrichten of aan te bieden. Incassobureaus en opkopers van vorderingen behoren een aanvraag in te dienen voor vermelding in het komende incassoregister bij de Dienst Justis (screeningsautoriteit ministerie van Justitie & Veiligheid), willen zij incassowerkzaamheden mogen uitvoeren. Dit nieuwe register wordt openbaar toegankelijk en voor iedereen raadpleegbaar. Voor gerechtsdeurwaarders en advocaten geldt deze verplichting om een registratie aan te vragen, voorafgaand aan het verrichten of aanbieden van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, niet omdat deze beroepsgroepen al sterk gereguleerd zijn, al zijn zij wel gehouden aan de WKI-kwaliteitsnormen. 

De aanvraag

De aanvrager dient bij de aanvraag onder meer algemene bedrijfsinformatie – zoals de bedrijfsnaam en naam en voornaam van de bestuurders – te overleggen. Daarnaast moet de aanvrager uiteenzetten dat wordt voldaan aan de inhoudelijke wettelijke eisen. Zo moeten incassodienstverleners van incassomedewerkers een verklaring omtrent het gedrag hebben. Daarnaast wordt de incassodienstverlener en haar bestuurder(s) op betrouwbaarheid via een antecedentenonderzoek getoetst door de Dienst Justis.

Kwaliteitseisen in AMvB

De hoofdlijnen van de kwaliteitseisen waaraan de incassodienstverleners moeten voldoen zijn vastgelegd in de WKI en worden medio 2022 bij Algemene Maatregel van Bestuur nader uitgewerkt. Deze zes contouren zijn opgesomd in artikel 13 en luiden als volgt: 1. de incassodienstverlener dient aan te tonen dat haar medewerkers vakbekwaam zijn en kennis hebben van de relevante wet- en regelgeving. Bij AMvB zal een minimumkader worden geschetst waarbinnen de incassodienstverlener de ruimte krijgt om aan deze eis te kunnen voldoen; 2. de incassodienstverlener zal duidelijk en inzichtelijk richting de schuldenaar moeten maken wat de grondslag van de vordering is. De vordering dient ook gespecificeerd te worden (dus onderscheid te maken in de hoofdsom, rente en eventuele incassokosten); 3. de incassodienstverlener zal zowel richting de schuldenaar als schuldeiser duidelijke informatie moeten verschaffen omtrent hun rechten en plichten. Ook moet de incassodienstverlener de schuldenaar informatie verstrekken over het juiste hulploket zodat de schuldenaar vroegtijdig de juiste stappen kan ondernemen bij problemen; 4. de schuldenaar moet op een redelijke manier door de incassodienstverlener worden benaderd. Hierbij dient een incassodienstverlener gebruikelijke taal te bezigen waarbij enerzijds wordt verzocht om een onbetaalde vordering te voldoen en anderzijds rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat de schuldenaar zich in een kwetsbare (financiële) positie bevindt; 5. incassodienstverleners dienen hun administratie op orde te hebben. Zij dienen onder andere een actueel overzicht te hebben van de (gekochte) vorderingen die zij in beheer hebben; 6. de incassodienstverlener moet beschikken over een klachten- en geschillenprocedure.

Het huidige stelsel

Tot zover het nieuwe wettelijke stelsel dat dus naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari 2023 gaat gelden. Deze nieuwe wettelijke kwaliteitsnormen vormen een vervolg op de bestaande regulering van de incassokosten. Hoe zit dat nu ook alweer in elkaar ? Incassokosten zijn de kosten die een schuldeiser maakt om een geldvordering te innen die de schuldenaar niet uit zichzelf betaalt en die aan de schuldenaar worden doorberekend. Welk tarief mag dan worden berekend ? De algemene maatstaf voor de buitengerechtelijke incassotarieven ligt in art. 6:96 lid 2 ​onderdeel c​ (de klassieke dubbele redelijkheidstoets = incassowerkzaamheden waren redelijkerwijs noodzakelijk én daarnaast een redelijke hoogte van de incassokosten). Een wettelijke regeling van de buitengerechtelijke incassotarieven is tien jaren geleden gemaakt in ​​Stb.​ 2012, 140​,  en is per 1 juli 2012 in werking getreden. Het doel van deze wet was om consumenten en eenmanszaken tegen onredelijk hoge incassokosten te beschermen. ​Art. 6:96​ BW is toen aangevuld met de leden 3 tot en met 6. Lid 6 bevat een veertien-dagen-aanmaningstermijn waarna de debiteur, als die deze termijn ongebruikt laat verstrijken, de in een algemene maatregel van bestuur gefixeerde incassokosten verschuldigd wordt, zonder dat een nadere incassohandeling behoeft te worden verricht (HR 13 juni 2014, ​ECLI:NL:HR:2014:1405​ (​Fa-Med​)). De concrete incassotarieven zijn in het navolgende besluit (AMvB) nader uitgewerkt.

​Algemene Maatregel van Bestuur met gemaximeerde incassotarieven

In art. 6:96 ​lid 4​ is de grondslag opgenomen voor een algemene maatregel van bestuur die de maximering van de buitengerechtelijke incassotarieven invult. Dit is neergelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassotarieven (BIK) van 27 maart 2012 (​​Stb.​ 2012, 141​). Bij overeenkomst mag van de BIK-normering niet meer ten nadele van een schuldenaar worden afgeweken, indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Een overeengekomen incassovergoeding met een schuldenaar-natuurlijk persoon die niet beroeps- of bedrijfsmatig handelt en die hoger is dan de gestaffelde tarifering is nietig. De ​normering wordt berekend als (degressief) percentage van het bedrag van de hoofdsom dat de schuldenaar aan de schuldeiser is verschuldigd. Het minimumbedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is € 40, het maximumbedrag € 6775. Hoe hoger de vordering, hoe lager het percentage, variërend van 15% over de eerste € 2500 en 10% over de volgende € 2500 tot 1% voor het surplus boven € 10.000 en 0,5% voor het surplus boven € 200.000. Wanneer de schuldenaar geen consument is, maar handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan bij overeenkomst wel van de wettelijke normering van de incassokosten worden afgeweken.

Bronnen: Wet Kwaliteit Incassodienstverlening van 11 mei 2022 (WKI; Stb. 2022, 186) ; Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassotarieven van 27 maart 2012 (​​BIK, Stb.​ 2012, 141​; artikel 6: 96 BW)

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.

Vorig bericht
Monitor Wsnp 2021: instroom en doorstroom (door Geert Lankhorst*)
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst * – Schorsen besluit tot beëindiging van de schuldhulpverlening

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up