Een schending van verplichting is niet zonder meer toerekenbaar aan schuldenaar door nalatigheid van de bewindvoerder. Dit arrest is een vervolg op HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:110, NJ 2017/76. De rechtbank had in eerdere instantie de bewindvoerder de verplichting opgelegd nauwgezet te monitoren of het bewind was aangevraagd. De rechtbank en het hof concludeerden later dat de schuldenaar te kort is geschoten in de verplichtingen en hebben de Wsnp zonder schone lei beëindigd. In het eerdere arrest had de Hoge Raad bepaald dat niet is gebleken dat de bewindvoerder de verplichting tot ‘nauwgezet monitoren’ voldoende is nagekomen. Het hof waarnaar de Hoge Raad vervolgens heeft verwezen, concludeert dat de bewindvoerder deze verplichting is nagekomen doordat er contact is opgenomen met de schuldhulpverlener, welke vervolgens de aanvraag bewind zou oppakken. Nu nergens uit blijkt dat de bewindvoerder vervolgens toezicht op het geheel hield, vindt de Hoge Raad de motivering van het hof onbegrijpelijk. Zij overweegt hierbij dat het vast staat dat het voor schuldenaar niet mogelijk was de verplichtingen na te komen. Wederom verwijst de Hoger Raad de zaak naar een ander hof. Lees hier het hele arrest.