De schuldenaar treft in 2013 met behulp van een Bbz-krediet een dwangakkoord. Later moet hij door tegenslag de onderneming alsnog ten onder. Na het beëindigen van de onderneming doet schuldenaar een beroep op de Wsnp-regeling. De rechtbank Midden-Nederland wijst het verzoek af omdat schuldenaar met het dwangakkoord in 2013 een volledige sanering van zijn schulden heeft gehad. Weliswaar is er geen sprake geweest van toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in de zin van art. 284 Fw, maar schuldenaar heeft met het minnelijk traject en het dwangakkoord hetzelfde doel bereikt. De rechtbank stelt dat de wetgever met de regeling van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor ogen heeft gehad, dat een natuurlijk persoon gedurende tien jaar niet opnieuw in aanmerking komt voor een sanering van zijn schulden. In het door de schuldenaar ingestelde hoger beroep oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden echter anders (ECLI:NL:GHARL:2017:6649). Lees hier een samenvatting van de uitspraak van het Hof.