Naar een meer spontaan aanbod van gemeentelijke schuldhulpverlening ?
Wijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voor uitwisseling van persoonsgegevens
Achtergrond Wijziging WGS
De Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening zal worden gewijzigd. Het kabinet heeft begin 2019 een concept-wetsvoorstel in consultatie gebracht voor gegevensuitwisseling, om sneller in te kunnen grijpen bij signalen van problematische schulden. De Brede schuldenaanpak, die 22 mei 2018 (TK 2017-2018, 24 515 nr. 426 en 431) aan de Tweede Kamer is aangeboden, beoogde “vroegsignalering” van problematische schulden te versterken en zette in op snellere en betere schuldhulpverlening. Om dit te realiseren werd een wijziging van de Wgs aangekondigd. Bijzonder hierbij is dat preventiebeleid ook echt wettelijk wordt verankerd. Het wetsvoorstel bevat ook (in een nieuw artikel 3a Wgs) de expliciete mogelijkheid om de schuldhulp te mandateren aan andere organisaties.
Strekking is om de gegevensuitwisseling voor schuldhulpverlening te faciliteren en tegelijkertijd de naleving te waarborgen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679 van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens (PbEU 2016 L119, kortweg de Europese Privacywet). Gegevensuitwisseling tussen schuldhulpverleners en schuldeisers moet bijvoorbeeld huisuitzettingen voorkomen. Omdat in de Wgs nu niet expliciet staat dat vroegsignalering van schulden een taak van gemeenten is, ontstaat spanning met de AVG wanneer schuldhulpverleners persoonsgegevens willen gebruiken die zij van schuldeisers ontvangen. Dat speelt met name bij de signalering via gegevens afkomstig van derden..
Consultatie en AMvB
De minnelijke schuldhulpverlening zou met deze nieuwe regels in de hand proactiever kunnen gaan optreden. De aangekondigde wetswijziging maakt het College van B&W expliciet bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens in verband met de schuldhulpverlening. Hiermee ontstaat een wettelijke grondslag voor lokale overheden om in een vroegtijdig stadium aan te kloppen bij burgers met betalingsachterstanden, in plaats van dat het initiatief bij die burgers zelf blijft liggen. Gegevens van woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars gaan – als het wetsvoorstel van Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wet wordt – met dat oogmerk naar de gemeente. Helemaal nieuw is dit onderwerp nu ook weer niet. Gemeenten dienen nu al een schuldhulp-beleidsplan te maken waar de zogeheten “vroegsignalering” als een preventieve beleidsmaatregel in terugkomt. Maar de wetswijziging maakt dat concreter in de vorm van het uit eigen beweging hulp aanbieden door de schuldhulpverlenende organisatie en afspraken maken met schuldeisers. De internetconsultatietermijn liep tot en met 3 april 2019. De reacties worden nu verwerkt in een nieuwe versie die dan richting Ministerraad gaat, vervolgens naar de Raad van State, en uiteindelijk naar het Parlement. De wetswijziging creëert de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) signalen op te nemen die aanleiding zijn voor het College van B&W om spontaan schuldhulp te kunnen aanbieden. Het gaat daarbij om signalen:
1. waarmee redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen (gebaseerd op de definitie van schuldhulpverlening in artikel 1 Wgs) of
2. signalen die een bedreigende situatie voorspellen, inhoudende gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering (gebaseerd op artikel 4, tweede lid, Wgs).
Twee betalingsachterstanden
Wat verandert er straks ? Bij gebleken betalingsachterstanden op twee of meer vaste lasten moeten schuldhulpverleners contact opnemen met de wanbetaler. Daarbij gelden als termijnen twee maanden huurachterstand, drie maanden achterstand op de energie- of drinkwaterrekening, en vier maanden op de zorgverzekering. De vroegsignalering levert op dit moment – zonder wettelijke grondslag – een spanning op met de Algemene Verordening op de Persoonsgegevens (AVG), de Europese privacywet. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) moet deze taak en bijbehorende bevoegdheden daarom duidelijker toekennen aan gemeenten, zo was de algemene opinie in de praktijk. Dat maakt het tot een algemeen belang en daarmee tot een gereguleerde uitzonderingsgrond voor de Europese privacyregels. Dat de wettelijke basis onduidelijk was en is, weerhoudt overigens veel gemeenten niet om reeds met maatregelen van vroegsignalering aan de slag te gaan, bij wijze van pilotproject. Daarbij speelt dat voor de zorgverzekering, energie en drinkwater al regelgeving bestaat om betalingsachterstanden te signaleren en door te spelen aan de gemeente. Voor woningcorporaties bestaat echter nog helemaal geen regeling, en dat helpt niet om huisuitzetting te voorkomen.
Welke signalen ? Proportionaliteit ?
Als vaststaand betrouwbare indicaties bij betalingsachterstanden op huur, energie, water en zorgverzekering zullen worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur de volgende omstandigheden die tot preventieve actie door de schuldhulp kunnen nopen :
– vanaf 2 maanden huurachterstand;
– vanaf 3 maanden betalingsachterstand op energie;
– vanaf 3 maanden betalingsachterstand op drinkwater;
– vanaf 4 maanden betalingsachterstand op de zorgverzekering.
Het voornemen is om in het besluit te regelen dat bij betalingsachterstanden op twee of meer vaste lasten de schuldhulpverleners contact opnemen met de persoon die het betreft. Om de uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op de bescherming van de privacy proportioneel te houden worden dan de volgende voorwaarden in de wet opgenomen: Ten eerste moeten de schuldeisers eerst zelf een maatschappelijk verantwoorde incasso hebben geprobeerd, dat wil zeggen: a. ten minste eenmaal een schriftelijke betalingsherinnering gestuurd, en b. zich hebben ingespannen om in persoonlijk contact te treden om te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, en c. hebben gewezen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en d. hebben aangeboden gegevens door te geven aan gemeenten, en bovendien mogen de persoonsgegevens voor vroegsignalering slechts maximaal zes maanden worden bewaard.
Minder gemeentelijke beleidsautonomie
Dat gemeentelijke beleidsplannen een verplichting zouden moeten bevatten om tot ingrijpen over te gaan bij signalen over problematische schulden, vinden sommige gemeenten te directief, en niet te rijmen met de gemeentelijke autonomie als er zo steeds meer voorwaarden worden verbonden aan een beleidsplan. De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld geeft in de beleidsreactie aan te weinig gemeentelijke beleidsautonomie te zien. De kritiek richt zich onder meer op de nieuwe wettelijke criteria voor ingrijpen, dat er twee of meer betalingsachterstanden aanwezig moeten zijn. Amsterdam acht dat een ‘stap terug’ vergeleken met hun preventieve aanpak, waarmee men het risico gaat lopen dat men dan waarschijnlijk al te laat is. Indien er een enkelvoudige schuld bestaat dan kan er voortaan geen interventie op basis van vroegsignalering plaatsvinden, zo luidt de kritiek in de consultatiefase. Volgens de NVVK, de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, geeft het wetsvoorstel een dusdanig strakke omschrijving van de lokaal in te richten vroegsignalering dat de koplopers (zoals Amsterdam) worden afgeremd en dat de starters zichzelf moeten overlopen. Dit is dus een pleidooi voor een iets soepeler omschrijving. Aan de andere kant lijkt het – vanuit privacy oogpunt, maar ook vanuit de rechtsgelijkheidsgedachte – ook niet goed als de wetgever helemaal niet nader omschrijft wat er bedoeld wordt met vroegsignalering, en wat dan de concrete indicaties zijn om met de gemeentelijke schuldhulp actief de boer op te gaan.
Proefprojecten
Er is al ervaring opgedaan met experimenten waarbij de schuldhulpverlening niet lijdelijk afwacht tot de nood zo hoog is dat er hulp wordt gezocht. Onder de koplopers kan ook de gemeente Utrecht worden gerekend waar reeds in 2016een pilotproject vroegsignalering van schulden liep. Buurtteams bezochten daar samen met de woningcorporatie bewoners die een huurachterstand hadden met als doel: financiële problemen eerder opsporen, een helpende hand bieden en zo hogere schulden voorkomen. Ook andere partijen sloten zich aan, zoals verschillende schuldeisers en instellingen als Zilveren Kruis, Eneco en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Mensen met schulden blijken namelijk de huur als de belangrijkste schuld te beschouwen en dus vaak het langste door te betalen. Door andere partijen dan de verhuurders te betrekken, waar mensen vaak eerder al een schuld opbouwen, zoals een energieleverancier, wordt het eerder signaleren van financiële problemen nog beter mogelijk. Steeds meer gemeenten benaderen sindsdien ongevraagd hun burgers bij betalingsachterstanden. De daarbij geboden hulp wordt nog wel vaak afgeslagen, aldus de NVVK. Gemeenten maken gebruik van data van energieleveranciers, woningcorporaties, zorgverzekeraars, waterbedrijven en soms ook de eigen belastingdienst. Al dan niet gecombineerd levert deze informatie over betalingsachterstanden bepaalde signalen op om de schuldenaar te bellen, te schrijven of zelfs om een huisbezoek te brengen.
Ongevraagde schuldhulp nog vaak afgeslagen
Uit onderzoek blijkt dat deze meer preventieve aanpak financieel gunstig kan zijn voor de gemeente en voor de maatschappij. In een vroeger stadium hulp verlenen vermindert de groei van de schuldenproblematiek en voorkomt gevolgproblemen zoals huisuitzetting. Maar het vroegtijdige hulpaanbod wordt toch ook vaak afgewezen, zo blijkt. In Amsterdam accepteerde slechts 39 procent van de ‘bereikte klanten’ het hulpaanbod. In Leiden was dit met 29 procent nog lager. Mogelijk komt dit doordat gemeenten nog niet de juiste signalen en het juiste moment (of de juiste manier) hebben gevonden om in te grijpen. Te vroeg benaderen van klanten kan gezien worden als bemoeizucht. Zeker als dat een spontaan huisbezoek is. De NVVK vindt het beste moment ‘het moment waarop met redelijke zekerheid gezegd kan worden dat er financiële problemen zijn en dat deze problemen nog niet geëscaleerd zijn’. Omdat wonen als de meest essentiële basis geldt zullen mensen zoals gezegd hun huur vaak zo lang mogelijk doorbetalen. Een maand energieachterstand heeft dus waarschijnlijk een lagere voorspellende waarde dan een maand huurachterstand. Om het preventiebeleid te verfijnen, zijn veel gemeenten nog zoekende naar de beste aanpak. Daarbij wordt niet alleen gekeken waar de betalingsachterstand is opgelopen, maar tevens naar de hoogte en duur. Ook gegevens over wijken en gezinssamenstelling zullen kunnen worden gebruikt. Of gemeenten en schuldhulpverleners al dit preventieve beleid straks ook kunnen waarmaken is vers twee. Want het zal nogal wat capaciteit vergen om al die gegevens te verwerken en met al die signalen over burgers die mogelijk bezig zijn om in problematische schulden te geraken ook echt iets te doen.
Welke wijzigingen ?
De volgende wijzigingen worden nu door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgesteld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Staatsblad 2012, 78). Ten eerste wordt de vroegsignalering als maatregel verankerd in de gemeentelijke beleidsplannen, en dat gebeurt in artikel 2 lid 4 waarin – onder verlettering van de bestaande onderdelen c en d tot e en f – twee nieuwe onderdelen worden ingevoegd, namelijk:
c. hoe de samenwerking met schuldeisers, waaronder verhuurders, zorgverzekeraars, water- en energiebedrijven, wordt vormgegeven;
d. dat het college een inwoner een aanbod doet tot een eerste gesprek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, als een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen signaal van schuldeisers over betalingsachterstanden wordt ontvangen door het college. Daarnaast wordt het centrale begrip ‘de verzoeker’ in de Wgs geschrapt of vervangen door ‘een persoon in verband met de schuldhulpverlening’. Dit geschiedt in de artikelen 1 en 2 en 4 en 6 en 7. Essentieel is immers dat schuldhulp niet meer uitsluitend “op verzoek” plaatsvindt, maar dat de schuldhulpverlening uit eigener beweging (“pro-actief”) op gang kan komen.
Tijdelijke regeling en mandatering
In dit verband is ook van belang een nieuw artikel 10 Wgs, dat een tijdelijke regeling geeft voor aanvullende signalen die nuttig zijn voor vroegsignalering en die afkomstig zijn van een schuldeiser:
1. In afwijking van artikel 2, vierde lid, onderdeel d, kan bij ministeriële regeling voor de duur van maximaal drie jaren een signaal van een schuldeiser worden aangewezen om het college de mogelijkheid te geven uit eigen beweging een eerste gesprek aan te laten bieden als bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2. Als er sprake is van een ministeriële regeling kan in artikel 2, vierde lid, onderdeel d, voor ‘bij algemene maatregel van bestuur’ ook gelezen worden ‘bij ministeriële regeling’.
In artikel 3 wordt toegevoegd dat in bijzondere omstandigheden het College van B&W ook schuldhulpverlening aan een persoon kan verlenen als die geen inwoner is van zijn gemeente. In een nieuw artikel 3a zal worden bepaald dat het College de uitvoering van de Wgs niet perse zelf behoeft te doen, maar ook door derden kan laten verrichten, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de persoon in verband met schuldhulpverlening en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden. Het College kan deze vaststelling en beoordeling wel via een besluit mandateren aan een organisatie of instelling, die blijkens haar doelstelling of werkzaamheden zich richt op schuldhulpverlening. Deze expliciete uitbestedingsmogelijkheid is interessant voor de vele specialistische organisaties die de gemeente kunnen ontlasten bij de vaak tijdrovende schuldhulp aan burgers. Het ontslaat het College van B&W natuurlijk niet van de verantwoordelijkheid uit artikel 3 Wgs.
Wacht- en doorlooptijden
De mogelijkheid dat het eerste contact in verband met schuldhulpverlening van de gemeente uit gaat wordt ook verwerkt in artikel 4 lid 1. Daar komt te staan dat binnen vier weken het eerste gesprek plaatstvindt waarin de hulpvraag wordt vastgesteld in het geval: a. een inwoner zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening; of b. het college een inwoner een aanbod tot een eerste gesprek heeft gedaan en de inwoner dit aanbod heeft geaccepteerd. Verder wordt er een nieuw artikel 4a ingevoegd over de beschikking tot schuldhulpverlening dan wel de afwijzing of beëindiging ervan:
1. Na het eerste gesprek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt een beschikking afgegeven, inhoudende:
a. het plan van aanpak; of
b. een weigering tot schuldhulpverlening.
2. In afwijking van het eerste lid kan een beschikking achterwege blijven als in het eerste gesprek door de inwoner wordt aangegeven af te zien van verdere schuldhulpverlening.
3. Aan een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen voorwaarden worden verbonden.
4. In het plan van aanpak wordt ten minste de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, in acht genomen.
5. Als er redenen zijn om de schuldhulpverlening tussentijds te beëindigen, wordt een beschikking tot beëindiging van de schuldhulpverlening afgegeven.
Verwerking persoonsgegevens
Over de verwerking van de persoonsgegevens worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7a Verwerking persoonsgegevens schuldhulpverlening
Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wanneer het gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft plaatsgevonden, en artikel 4a, tweede lid, niet van toepassing is.
Artikel 7b Verwerking persoonsgegevens wanneer college uit eigen beweging een gesprek aanbiedt
1. Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de persoon in verband met de schuldhulpverlening voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instellingen zijn bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de persoon in verband met de schuldhulpverlening voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 3, eerste lid, en de instelling zich beperkt tot het combineren van de ontvangen signalen van schuldeisers en het doorzetten daarvan naar de gemeente die in haar plan heeft aangegeven deze te willen ontvangen.
3. Onder noodzakelijke gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verstaan de gegevens uit het basisregistratie personen en gegevens die noodzakelijk zijn om de signalen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel d, of artikel 10, te verwerken.
4. Een instelling kan worden aangewezen als het voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen eisen.
5. Het college en de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instellingen zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het eerste en tweede lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Artikel 7c Verstrekking van persoonsgegevens
1. Het college gebruikt het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer van een persoon bij het verstrekken van persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 7a en 7b met het doel te waarborgen dat de in het kader van de uitvoering van deze wet te verwerken persoonsgegevens op die persoon betrekking hebben.
2. Het college is bevoegd persoonsgegevens van de persoon in verband met de schuldhulpverlening, die het college heeft verkregen ten behoeve van de uitvoering van de taken die bij of krachtens de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college zijn opgedragen, tevens te verwerken voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet, wanneer het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft plaatsgevonden en artikel 4a, tweede lid, niet van toepassing is.
Artikel 7d Gegevensverstrekking door de rijksbelastingdienst aan het college
De rijksbelastingdienst is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college persoonsgegevens te verstrekken, voor zover deze noodzakelijk zijn voor het vervullen van de taak, zoals omschreven in artikel 3, eerste lid, wanneer het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft plaatsgevonden en artikel 4a, tweede lid, niet van toepassing is.