Het College van B&W kan een debiteur verplichten om zich onder beschermingsbewind te laten stellen als dit nodig is voor de stabilisatie van de schuldsituatie. De bestuursrechter oordeelde dat deze voorwaarde van beschermingsbewind niet onredelijk is. Dat dient betrokkene natuurlijk zelf aan te vragen. Beschermingsbewind is erop gericht om de schulden te stabiliseren. Vanaf de aanmelding bij de gemeentelijke schuldhulp zijn de schulden van de betrokkene alleen maar opgelopen. Schuldhulpverlening heeft zonder beschermingsbewind geen baat gehad. Als de debiteur dit weigert, dan schendt hij de medewerkingsplicht uit de Wgs en mag de schuldhulpverlening tussentijds beëindigd worden.
Gestaakte onderneming
In het besluit van 24 maart 2021 (primaire besluit) heeft de verweerder – de gemeentelijke opdrachtnemer Samenwerking De Bevelanden (Zeeland) – besloten dat de schuldhulpverlening aan eiser en zijn partner wordt beëindigd. In het bestreden besluit van 16 juli 2021 heeft de gemeente het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het gaat om een gezin met inwonende kinderen. Eiser is zelfstandig ondernemer geweest en sinds 2 maart 2020 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel met zijn pizzakoeriersbedrijf. Na het intakegesprek is eiser aangemeld bij het Leger des Heils voor hulp van een vrijwilliger bij de jaarrekeningen 2018 en 2019 en het doen van de aangiften 2018 en 2019. Eiser heeft zich aangemeld voor schuldhulpverlening in het kader van de Wgs. Bij besluit van 8 juli 2020 is aan eiser en zijn partner schuldhulpverlening toegekend, bestaande uit budgetbeheer en schuldbemiddeling, onder de voorwaarde dat zij beschikken over voldoende inkomen en dat hun inkomen stabiel is.
Aanloop tot de schuldhulpbeëindiging
In het besluit is vermeld dat aan de schuldhulpverlening wettelijk twee verplichtingen zijn verbonden: de inlichtingenplicht (artikel 6 Wgs); en de medewerkingsplicht (artikel 7 lid 1 Wgs). Daarnaast zijn er een aantal individuele verplichtingen opgelegd, waaronder het indienen van de aangiften inkomstenbelasting 2018 en 2019 bij de belastingdienst. Zolang deze aangiften niet zijn ingediend, is het niet mogelijk om een minnelijke schuldregeling voor eiser te starten. Bij besluit van 6 oktober 2020 is aan eiser en zijn partner de verplichting opgelegd om zich onder beschermingsbewind (artikel 431 Boek 1 BW) te stellen. Uiterlijk 22 oktober 2020 moeten zij bij de gemeente het bewijs aanleveren dat zij zich bij een beschermingsbewindvoerder hebben aangemeld. Namens de gemeente is de schuldhulpverlening beëindigd per 24 maart 2021. De reden is dat eiser niet de medewerking heeft verleend die nodig is voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. De gemeentelijke schuldhulp heeft van eiser geen bevestiging ontvangen van een bewindvoerder die gaat helpen bij het aanvragen van beschermingsbewind bij de rechtbank, en adviseert dringend dat eiser zich alsnog onder beschermingsbewind laat stellen. Als hij onder bewind staat, alle aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting zijn ingediend bij de belastingdienst en de situatie is volgens de beschermingsbewindvoerder stabiel, dan kan eiser zich zo nodig opnieuw melden voor schuldhulpverlening.
De beëindiging van de schuldhulpverlening en de plicht tot onderbewindstelling
De verplichting om zich onder beschermingsbewind te stellen, was door verweerder opgelegd bij besluit van 6 oktober 2020 en bij besluit van 3 maart 2021 is voor die verplichting een hersteltermijn geboden. Tegen deze besluiten is geen bezwaar gemaakt, zodat deze in rechte vast zijn komen te staan. De bedoeling is dat de onderbewindstelling ertoe bijdraagt dat de schulden worden gesaneerd. Het verschil tussen beschermingsbewind enerzijds en schuldhulpverlening en schuldsanering anderzijds is dat beschermingsbewind niet is gericht op aflossen van de schulden, maar op stabiliseren van de situatie en in voorkomende gevallen, het zorgen voor de basisvoorzieningen (betalen van huur, gas, water, licht en leefgeld). Dit is ook van belang voor de mensen die niet in aanmerking komen voor schuldhulpverlening of schuldsanering. Budgetbeheer is in de situatie van eiser onvoldoende om tot een stabiele situatie te komen. Een bewindvoerder heeft meer taken en bevoegdheden en kan in tegenstelling tot een budgetbeheerder toeslagen aanvragen en verzekeringen afsluiten. Eiser heeft geen aansprakelijkheidsverzekering particulieren. Eiser is hier meerdere malen op gewezen maar zonder resultaat. Ook was het voorschot huurtoeslag over het jaar 2022 verlaagd van € 348,00 naar € 5,00 per maand. Het ontbreken van huurtoeslag levert problemen op in het budget waardoor het leefgeld omlaag is gegaan. De budgetbeheerder heeft eiser hiervan op de hoogte gebracht en aangegeven dat eiser actie dient te ondernemen.
Eind februari heeft de belastingdienst het voorschotbedrag gewijzigd en een nabetaling gedaan van het voorschot huurtoeslag. In de tussentijd zijn er diverse nieuwe schulden ontstaan waarbij de budgetbeheerder heeft aangegeven dat er geen ruimte meer is om inhoudingen te verrichten. Gelet op de problematische schuldenproblematiek is beschermingsbewind noodzakelijk om tot een stabiele situatie te komen, aldus verweerder.
Geen onredelijke voorwaarde van medewerking
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval de voorwaarde van beschermingsbewind mocht stellen. Eiser heeft een gezin met kinderen en problematische schulden, waarvan is gebleken dat hij ze niet zelf kan oplossen. Gezien het tijdsverloop sinds zijn aanmelding voor schuldhulpverlening in maart 2020 zijn er alleen maar schulden bij gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder in deze situatie de voorwaarde van beschermingsbewind stellen, omdat schuldhulpverlening zonder beschermingsbewind niet effectief is geweest en ook niet gaat zijn. Zoals de rechtbank ter zitting heeft aangegeven, is verweerder bereid om eiser te helpen zijn financiële situatie op orde te krijgen en meer financiële armslag te krijgen, maar zal hij daar ook zelf iets aan moeten doen. Dat laatste lijkt vanzelf te spreken: ook een patiënt moet zelf aan het eigen herstel bijdragen, anders heeft alle medische zorg en deskundige aandacht van een arts ook weinig zin. Maar de praktijk van problematische debiteuren is weerbarstig. Hoe dat ook zij: de voorwaarde van beschermingsbewind acht de rechtbank in dit geval niet onredelijk, en het is aan de debiteur zelf om die voorwaarde al dan niet te vervullen. Als hij hulp wil bij het aanvragen daarvan dan kan hij die hulp hoogstwaarschijnlijk wel krijgen.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) 24 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4919
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.