Incasso en schuldenproblematiek gaan hand in hand. De Minister voor Rechtsbescherming heeft onderzocht of de huidige incassoprocedure bij de rechter verbeterd kan worden. De procedure voor incassozaken bij de rechter wordt gezien als te traag, duur en omslachtig. Gebleken is dat schuldeisers behoefte hebben aan een betaalbare, digitale en elektronische procedure die uniform is ingericht en waarbij voor elke rechtbank dezelfde eisen gelden voor het aanleveren van documenten ter onderbouwing van de vordering. Voor schuldenaren in incassoprocedures is het van belang dat zij zich effectief kunnen verweren tegen onterechte vorderingen of onredelijke kosten en dat zij, om niet in een uitzichtloze schuldenpositie terecht te komen, een betaling in termijnen kunnen afspreken. Ook de rechtspraak zelf heeft verbetervoorstellen gedaan. Al dit onderzoek heeft geleid tot een vijftal concrete verbeterpunten die de Minister aan de Tweede Kamer presenteert.
De procedure voor incassozaken
Waar gaat het eigenlijk over ? Een incassoprocedure is een procedure over een geldvordering tot € 25.000 die in rechte onbetwist blijft en die eindigt in een (verstek)vonnis met of zonder betalingsregeling. Ons stelsel kent geen aparte procedure voor incassozaken. De kantonprocedure wordt als de gerechtelijke (incasso)procedure gebruikt. De procedure start met het aanhangig maken van een dagvaarding door de schuldeiser, waarna de schuldenaar kan kiezen om verweer te voeren of verstek te laten gaan. In het laatste geval wordt de procedure direct afgedaan met een (verstek)vonnis. Niet altijd wordt de gang naar de rechter gemaakt. Als rekeningen onbetaald blijven, gaan schuldeisers op zoek naar manieren om deze toch betaald te krijgen. Er zijn schuldeisers die eerst proberen zelf de rekeningen te innen, of een buitengerechtelijk incassotraject starten. En soms wordt de stap naar de rechter gezet.
Proef met bulkzittingen met incassozaken
De rechtbanken Amsterdam en Rotterdam zijn een proef gestart met “repeat players” bij grote aantallen onbetaalde rekeningen (zorgverzekeraars, drinkwaterleidingbedrijven en woningcorporaties) om die gebundeld tegen regulier griffierechttarief te behandelen op de kantonzitting. Voorafgaand aan de rolzitting spreken kantonrechter en schuldeiser af in hoeveel termijnen een schuld kan worden afbetaald, zodat de rechter – gelet op de afspraken die worden gemaakt op de zitting – een betalingsregeling (met mandaat van schuldeiser) kan afspreken met de schuldenaar. Tijdens deze zitting kan de gedaagde mondeling of schriftelijk laten weten of hij de schuld erkent en of de hoogte in zijn ogen klopt. In de situatie dat de schuldenaar de schuld en de hoogte ervan erkent, maar de rekening niet in één keer kan betalen, kan de rechter indachtig de afspraken daarover een reële betalingsregeling met de schuldenaar afspreken. Partijen ontvangen dan een vonnis met daarin de afspraken over het in termijnen betalen van de vordering en de proceskosten. Als de schuldenaar – ondanks de afspraken- zijn schuld niet betaalt, heeft de schuldeiser met het vonnis een executoriale titel.
Tijdens deze zittingen zijn meestal gemeentelijke schuldhulpverleners aanwezig. Als tijdens de zitting blijkt dat de gedaagde meerdere schulden heeft, wijst de rechter op de schuldhulp. Na de zitting kan de gedaagde in het gerechtsgebouw overleggen met de schuldhulpverlener. Zo vindt de gedaagde een luisterend oor bij de rechter –ook als de schuld of de hoogte niet wordt betwist- en heeft de rechter de mogelijkheid om een reële betalingsregeling af te spreken. De schuldeiser kan zijn vele vorderingen gebundeld aanbrengen op één zitting en afspreken welke betaling in termijnen voor hem acceptabel is.
Naar een rechterlijke betalingsregeling ?
Deze werkwijze van de rechtbanken Amsterdam en Rotterdam waarbij de rechter met mandaat van de schuldeiser een betalingsregeling met de gedaagde kan afspreken zal worden geëvalueerd en afhankelijk van de uitkomsten daarvan gaat de Minister in de loop van 2020 overwegen om de rechter zélf de bevoegdheid te geven om betalingsregelingen op te kunnen leggen, dus zonder voorafgaande afspraak tussen rechter en schuldeiser. Dat is een wijziging van het uitgangspunt in artikel 6:29 BW dat een schuldeiser geen betaling in termijnen hoeft te accepteren. Een bevoegdheid van de rechter om zo onder bepaalde omstandigheden een betalingsregeling op te kunnen leggen zou een nuttige aanvulling kunnen zijn.
Vijf verbeterpunten incassozaken bij de rechter
1). Snelle procedure
Schuldenaren en schuldeisers willen beiden zo snel mogelijk weten waar zij aan toe zijn. De snelheid van een procedure is belangrijk, maar ook belangrijk is een zorgvuldige uitspraak. Dat kost tijd. De rechter moet in staat zijn om de verplichte ambtshalve toetsing op consumentenbescherming uit te voeren. De reikwijdte van de ambtshalve toetsing heeft zich de afgelopen jaren uitgebreid en beperkt zich niet meer tot uitsluitend oneerlijke bedingen, maar strekt zich door uitspraken van het Europese Hof van Justitie en de Hoge Raad – zie bijvoorbeeld recent nog HR november 2019 ECLI:NL:HR:2019:1731 – uit tot in beginsel alle consumentenbeschermingsrichtlijnen.
Voor kantonverstekzaken geldt sinds 2017 als norm voor de doorlooptijd zes weken vanaf het moment van de rolzitting. De meeste zaken werden sneller afgedaan, maar de verschillen tussen rechtbanken bleven groot. De doorlooptijd varieerde van één dag tot meer dan zes weken. Vanaf 1 april 2020 houden alle rechtbanken in beginsel de norm aan om binnen maximaal twee weken na de rolzitting uitspraak te doen bij onbetwiste vorderingen.
2). Digitaal toegankelijk
Een effectieve digitale toegang tot de kantonrechter ontbreekt op dit moment. Vooral eisers hechten grote waarde aan een digitale toegang tot de rechter en aan digitaal berichtenverkeer. Dat is begrijpelijk gelet op het grote aantal incassozaken. De rechtspraak heeft zelf ook baat bij digitalisering van deze grote stroom zaken, aldus de Minister, en heeft met het basisplan digitalisering uitgestippeld hoe de komende jaren stapsgewijs gedigitaliseerd wordt. In dit plan is weliswaar niet op korte termijn voorzien in digitalisering van incassozaken, maar wel start de rechtspraak binnenkort (eerste helft 2020) met de gerechtsdeurwaarders een pilot met digitale toegang voor enkele deurwaarders bij één gerecht. Aan de hand van een evaluatie beslissen rechtspraak en deurwaarders samen over uitbreiding naar meer rechtbanken.
3). Begrijpelijke eis en dagvaarding
Een incassoprocedure begint met een dagvaarding die door de gerechtsdeurwaarder thuis wordt bezorgd bij de schuldenaar. De dagvaarding beschrijft de (hoogte van de) vordering, de wijze waarop de schuldenaar kan reageren n de consequenties als hij dat niet doet. De huidige dagvaarding is mede door het juridisch taalgebruik voor de schuldenaar meestal niet goed te begrijpen. Het is belangrijk dat de schuldenaar weet waarom hij wordt gedagvaard en wat de consequenties zijn als hij geen verweer voert. Daarom is de rechtspraak samen met de deurwaarders een project gestart om de dagvaarding begrijpelijker te maken en tegelijk juridisch sluitend. Medio 2020 zal de dagvaarding nieuwe stijl gereed zijn voor gebruik. Tot die tijd reiken de gerechtsdeurwaarders bij de dagvaarding een “bijsluiter” uit aan de gedaagde. In de bijsluiter wordt in eenvoudige taal uitgelegd dat n waarom er een procedure wordt gestart, wat de gedaagde kan doen en wat de gevolgen zijn als hij niet schriftelijk reageert of niet in persoon verschijnt. Een aantal gerechtsdeurwaarders reikt nu al een door de KBvG ontwikkelde bijsluiter uit bij de dagvaarding.
4). Uniform dossier
De rechter is verplicht te toetsen of sprake is van oneerlijke bedingen of van strijdigheid met het consumentenrecht. Eisers moeten voldoende gegevens hiervoor aanleveren (de substantiëringsplicht). Toch wordt de rechtspraak regelmatig geconfronteerd met dagvaardingen waarin gegevens ontbreken om deze toets te kunnen uitvoeren. En landelijk opererende eisers hebben last van verschillen in werkprocessen tussen de rechtbanken, die ervoor zorgen dat zij hun dossiers voor de rechtbanken niet uniform kunnen aanleveren. Dat is geen wenselijke situatie, zo vindt de Minister. Daarom heeft de rechtspraak een landelijke checklist ontwikkeld voor deurwaarders en incassogemachtigden zodat vooraf duidelijk en uniform is welke gegevens nodig zijn. Sinds 1 december 2019 krijgen schuldeisers deze checklist toegezonden als zij een onvolledig dossier indienen. “Repeat players” krijgen tot 1 april 2020 de tijd om alsnog de ontbrekende documenten aan te leveren. Na 1 april 2020 zal geen bericht meer worden gestuurd en geen verzoek om aanvullende informatie worden gedaan. Bij een onvolledig dossier van een “repeat player” kan de rechter dan de vordering (deels) afwijzen. Wel blijft het mogelijk dat een rechter op basis van het dossier om aanvullende documenten vraagt.
5). Betaalbare procedure
Een veelgehoorde klacht van onder andere het midden- en kleinbedrijf is dat het griffierecht voor vorderingen van net boven de € 500 als te belastend wordt ervaren om de gang naar de rechter te maken. Daarnaast draait de natuurlijke persoon uiteindelijk op voor de hogere griffierechten van de rechtspersoon als hij de zaak verliest en de (forfaitaire) proceskosten moet vergoeden. De Tweede Kamer heeft ook aandacht voor de hoogte van de griffierechten voor lagere vorderingen. De Minister gaat daarom een wetsvoorstel indienen, uitgaande van een budgetneutrale verlaging van het griffierecht voor vorderingen van € 500 tot € 5.000. Een aantal tarieven voor vorderingen van € 500 tot € 5.000 zullen worden verlaagd en de tarieven voor rechtspersonen en natuurlijke personen worden dichter bij elkaar gebracht. Herfst 2019 is dit wetsvoorstel tot wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken reeds in internetconsultatie gegeven, en na verwerking van de reacties zal vermoedelijk begin 2020 het wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State worden gestuurd.
Bron: Brief van 4 december 2019 aan de Tweede Kamer van de Minister voor Rechtsbescherming: TK 2019-2020, 29279, nr. 554