Een interessant toewijzend vonnis op een verzoek om schuldsanering. De Haagse rechtbank kwam daarbij tot een vaststelling van de looptijd op 1 jaar. Dit omdat de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Delft er de afgelopen (ruim) vijf jaar niet in was geslaagd om verzoekers naar behoren te helpen door een buitengerechtelijke schuldenregeling te voltooien. In het voorstel dat ter zitting werd gedaan om de buitengerechtelijke schuldenregeling nogmaals te doorlopen, maar nu snel en deugdelijk, had de rechtbank gelet op het traject sinds 2016 geen enkel vertrouwen.
Primair en subsidiair verzoek
Het primaire verzoek dwangakkoord werd afgewezen, omdat het voorstel onvoldoende duidelijk was gedocumenteerd. Dat het dwangvoorstel werd afgewezen, was in de ogen van de Haagse rechters niet aan de schuldenaren toe te rekenen, maar vond “direct haar oorzaak in een zeer gebrekkig schuldhulptraject van de gemeente Delft, een traject dat zowel inhoudelijk als voor wat betreft het tijdverloop niet als deugdelijk kon worden aangemerkt”. De bewoordingen van dat oordeel laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Het subsidiaire schuldsaneringsverzoek slaagde wel: er stond naar het oordeel van de rechtbank vanuit het oogpunt van de goede trouw niets in de weg aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank beschrijft kort de historische gang van zaken. Verzoekers hebben zich al in oktober 2016 gemeld bij de afdeling schuldhulpverlening bij de gemeente Delft. Pas ruim tweeëneenhalf jaar daarna, op 7 mei 2019, zijn brieven aan de schuldeisers gestuurd met een voorstel tot een schuldakkoord. Vragen naar aanleiding van deze brief door de grootste schuldeiser, de Belastingdienst, zijn steeds niet of niet afdoende beantwoord. Ook op deze zitting (tweeëneenhalf jaar na het versturen van de aanbodbrief) was de gemeente Delft niet in staat om alle vragen op dit punt te beantwoorden, aldus de rechters.
Vertraging afwikkeling schuldhulptraject
De schuldhulpverlener heeft verklaard dat hij dit dossier na vijf voorgangers heeft overgenomen en dat de vertraging is ontstaan, doordat de gemeente Delft met achterstanden had te kampen. Op zitting heeft de schuldhulpverlener desgevraagd verklaard dat de zogenoemde fixatiedatum, dat is de datum waarop in principe de 36 maanden van de buitengerechtelijke schuldenregeling beginnen te lopen, begint in maart 2019. Dat betekent dat bij een succesvol akkoord (minnelijk of door de rechtbank opgelegd) voor verzoekers medio maart 2022 het schuldentraject zou zijn afgerond, vijfeneenhalf jaar nadat zij zich bij de gemeente hebben gemeld, en dat zij dan (eindelijk) aan een nieuwe start zouden kunnen beginnen. Schuldenaren zitten al ruim tien jaar in de financiële problemen en de gemeente Delft is er de afgelopen (ruim) vijf jaar niet in geslaagd hen naar behoren te helpen door een buitengerechtelijke schuldenregeling te voltooien. In het voorstel dat ter zitting is gedaan om de buitengerechtelijke schuldenregeling nogmaals, maar nu snel en deugdelijk, te doorlopen heeft de rechtbank – gelet op het traject sinds 2016 – geen enkel vertrouwen. Met uitzondering van twee vorderingen van de Belastingdienst (terugvorderingen over 2019 en 2020) zijn inmiddels alle schulden ouder dan vijf jaar. Beide verzoekers werken en er is al ruim vier jaar sprake van budgetbeheer. Er staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niets in de weg aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Looptijd schuldsaneringsregeling
De rechtbank laat het niet bij kritische observaties, maar verbindt er ook een consequentie aan. Voor wat betreft de looptijd van de WSNP overweegt de rechtbank als volgt. De standaard looptijd van de schuldsaneringsregeling is door de wetgever op drie jaar gesteld. Op grond van artikel 349a Fw heeft de rechtbank de bevoegdheid om deze termijn aan te passen. Zo kan bij de opheffing van een faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregeling verkorten voor de duur dat in het faillissement is voldaan aan de verplichtingen die ook in de schuldsaneringsregeling gelden, zoals de afdrachtverplichting en de inspanningsverplichting. En dan komt de bijzondere rechtsoverweging:
“Aangenomen moet worden dat deze mogelijkheid – onder omstandigheden – ook bestaat bij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder een voorafgaand faillissement. Gelet op de bijzondere omstandigheden zoals hierboven geschetst zal de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregelingen vaststellen op één jaar (in plaats van drie).”
Uitzondering op beginsel uit Recofa-richtlijn 1.2.b
Waarom een tikje voorzichtig geformuleerd en moet dit “aangenomen worden” ? Omdat de (weliswaar niet-bindende) Recofa-richtlijnen van rechterlijk beleid (versie 2018) in richtlijn 1.2.b nogal streng bepalen dat “een langere tijd in het minnelijke traject, het sparen tijdens een moratorium of het aflossen van schulden voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling in beginsel geen reden is tot verkorting van de wettelijke termijn”. De Haagse rechters gaan dus een stapje verder dan deze Recofa-richtlijn, althans zij zien in deze casus een uitzondering op het beginsel uit richtlijn 1.2.b. Termijnreductie kan dus toch wel wegens een minnelijk traject. Die gedachte mondt uit in dit innovatieve vonnis. Het saldo dat tijdens het schuldtraject bij de gemeente is gespaard, valt in de boedel, terwijl voor wat betreft het einde van de looptijd op deze manier zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het eindmoment dat er voor verzoekers bij een geslaagd schuldentraject zou zijn geweest. De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over verzoekers en bepaalt de looptijd op een jaar. Al met al een bijzondere manier – die volledig op een wettelijke grondslag berust – om via de rechter te komen tot een versnelling van de aanpak van problematische schulden, die tegenwoordig door velen (niet alleen in de praktijk, maar ook in de politieke arena) wordt gewenst.
Bron: Rechtbank Den Haag 7 oktober 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:11014
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.