Column Geert Lankhorst * – Vaststelling beloning curator bij uitzonderlijke omstandigheden

De Hoge Raad wees een arrest over de beloning van een (niet-professionele, familierechtelijke) curator. Deze Boek 1 BW-curator had aan de kantonrechter een hogere beloning verzocht wegens uitzonderlijke omstandigheden, dit op grond van de ministeriële regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Dit verzoek werd in twee instanties afgewezen, maar de Hoge Raad denkt er anders over. Het arrest betekent dat als een niet-professionele curator (of beschermingsbewindvoerder of mentor) een dergelijk beloningsverzoek aan de kantonrechter richt, dat daar een gemotiveerde beoordeling van de rechter op moet volgen. En niet volstaan mag worden met de constatering dat geen aanspraak bestaat op een hogere beloning omdat de verzoeker geen professionele status heeft.

Eerst de casus

In de procedure verzocht een curator – die door de kantonrechter was benoemd op grond van artikel 1:383 BW – om vaststelling van een beloning voor de werkzaamheden in de curatele. Op grond van art. 1:386 lid 1 BW heeft de curator aanspraak op een beloning die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is vastgesteld. Het ging om de periode van 2006 tot en met 2019, waarvan in cassatie nog aan de orde waren de jaren 2015-2019. De curator in deze zaak is de moeder van een in 1986 geboren dochter. De dochter is op jonge leeftijd door een ongeval invalide geraakt en heeft sindsdien maximale fysieke en psychische zorg nodig. In 2006 is zij door de kantonrechter onder curatele gesteld. Zij woont bij haar moeder (curator) in huis. De financiering van de zorg vergt veel administratief werk en overleg met instanties. De moeder verzoekt als niet-professionele (of: ”gewone”) curator om vaststelling van een beloning, met toepassing van art. 1 lid 8 van de Regeling beloning curatoren, (beschermings)bewindvoerders en mentoren. Zij verzoekt om aan te sluiten bij de hogere beloning voor professionele curatoren, omdat zij uitzonderlijk omvangrijke werkzaamheden heeft moeten verrichten en de financiële middelen van haar dochter de verzochte beloning toelaten. De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 29 oktober 2019 de beloning evenwel bepaald op het standaardbedrag (van art. 1 lid 2 onder a.) dat geldt voor niet-professionele curatoren, omdat deze curator nu eenmaal geen professionele curator is.

Professionele of gewone curator

De wet bepaalt dat als men ten behoeve van drie of meer personen curator of bewindvoerder of mentor is, dat men alleen dan voor benoeming in aanmerking komt als men voldoet aan allerlei kwaliteitseisen die bij algemene maatregel van bestuur zijn vastgesteld. Deze professionele curator is geregeld in art. 1:383 lid 7 BW. Wie dus drie of meer personen onder zijn of haar hoede heeft, en ook aan de kwaliteitseisen uit de AMvB voldoet (die zien op de bedrijfsvoering en scholing en het personeel) kan zich als professional laten benoemen door de kantonrechter. Men mag dan aanspraak maken op een hogere beloning dan de “gewone” familierechtelijke vertegenwoordiger. Art. 1 lid 1 van de beloningsregeling bepaalt dat indien de curator verzoekt om een beloning, de kantonrechter diens beloning vaststelt conform het tweede tot en met zevende lid, tenzij het gaat om een professionele curator, bewindvoerder of mentor. Voor de professionelen bevatten de artt. 2-4 van de Regeling hogere beloningen dan de standaardbeloningen. Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers ook aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing, of de verkoop of ontruiming van een woning, of (zoals in casu) het beheren van een persoonsgebonden budget (art. 2 lid 5).

Hoger beroep en cassatieberoep

Het gerechtshof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter (Hof Arnhem-Leeuwarden 12 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9334). Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping door het hof van het verzoek van de curator om voor de hoogte van de beloning aan te sluiten bij de beloning geldend voor professionele curatoren. Het hof lijkt ervanuit te gaan dat de curator heeft gesteld dat zij een professionele curator is, maar dat is een onjuiste veronderstelling c.q. daar ging het niet om: de curator heeft verzocht toepassing te geven aan art. 1 lid 8 van de Regeling en voor de hoogte van de beloning aansluiting te zoeken bij de beloning voor professionele curatoren. Met andere woorden: kantonrechter en gerechtshof geven in feite geen antwoord op de vraag (of geven antwoord op een vraag die niet gesteld werd). Het cassatiemiddel bepleit ook dat het hof ten onrechte voorbij is gegaan aan de in dit verband door de curator gestelde (en uitgebreid toegelichte) uitzonderlijke omstandigheden.

Wat oordeelt de Hoge Raad ?

De curator-moeder krijgt het gelijk aan haar zijde van de Hoge Raad. Volgens de Hoge Raad heeft het hof overwogen dat de curator met bescheiden heeft aangetoond dat haar werkzaamheden, gelet op de problematiek van haar dochter, inderdaad uitzonderlijk omvangrijk zijn geweest. De curator had in haar beloningsverzoek gesteld – en ook goed onderbouwd – dat zij een grote hoeveelheid werk dient te verrichten voor haar dochter, die 24 uur per dag zorg nodig heeft en gebruikmaakt van een persoonsgebonden budget. Voldoende aannemelijk was ook gemaakt dat de financiële middelen van de dochter de verzochte beloning op dat moment toelieten. Het hof heeft de beloning desalniettemin bepaald op de standaardbedragen die gelden voor niet-professionele curatoren. De daarvoor gegeven motivering dat de curator geen professionele curator is, is volgens de Hoge Raad niet toereikend, omdat het verzoek van de curator nu juist berust op (de uitzondering van) art. 1 lid 8 van de Regeling. Deze bepaling voorziet nu juist in de mogelijkheid om voor niet-professionele curatoren wegens uitzonderlijke omstandigheden een hogere dan de standaardbeloning vast te stellen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Bronnen: HR 18 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:271; Ministeriële beloningsregeling (Stc. 2014, nr. 32149) en Kwaliteitsbesluit (Stb. 2014, 46)

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.

Vorig bericht
Column Geert Lankhorst * – Vaststelling looptijd op 1 jaar wegens te traag schuldhulptraject
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst * – Vroegsignalering van schulden, huurontbinding en ontruiming

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up