Column Geert Lankhorst * – Tussentijdse beëindiging van een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject

Ook een minnelijk schuldhulptraject kan tussentijds worden beëindigd, als dat niet naar behoren verloopt. Dat gebeurt dan via een gemeentelijk besluit en met een bestuursrechtelijke procedure, met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. De schuldenaar wilde geen gebruik maken van bijzondere bijstand en van het gemeenteaanbod om de schuldeisers te vragen om de aflossing op te schorten. Ook was er geen rechtvaardiging om de gemeente niet over een nieuwe schuld te informeren. De rechtbank Rotterdam ziet geen reden dat de gemeente de schuldhulpverlening ten onrechte zou hebben beëindigd. De gemeente heeft bij het niet toepassen van de hardheidsclausule evenmin een onjuiste afweging gemaakt.

Inleiding

Jurisprudentie over de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is zeldzamer dan over de Wsnp. Dat heeft een reden. In de Wsnp kom je bij een tussentijdse beëindiging vanwege het stelsel direct bij de rechter die de beslissing neemt; in de Wgs moet je daarvoor als debiteur eerst bezwaar maken tegen het gemeentebesluit en daarna beroep aantekenen. De rolverdeling ligt ook wezenlijk anders: een Wsnp-bewindvoerder is geen hulpverlener maar een onafhankelijke boedelafwikkelaar, die de zaak ter beëindiging voor kan dragen bij de insolventierechter die dan beslist. In de minnelijke schuldhulp treedt de gemeente eerst op als hulpverlener, maar vervolgens ook als beslisser ten aanzien van een tussentijdse beëindiging. Waarna toetsing door de bestuursrechter volgen kan, afhankelijk van de vraag of de debiteur dat na een vruchteloos bezwaar verder door wil zetten. Met andere woorden: de rechter staat in een minnelijk schuldhulpverleningstraject op een verdere afstand van de schuldenaar dan in een wettelijke schuldsaneringsprocedure.

Wat ging aan deze zaak vooraf ?

X heeft aan een schuldhulptraject van de gemeente Capelle aan den Yssel deelgenomen. Dit traject is met het primaire besluit van 21 juni 2018 van het College van B&W vroegtijdig beëindigd. Bij besluit van 2 december 2019 is het bezwaar van X tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. X heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gemeente vindt dat X niet of in onvoldoende mate heeft meegewerkt en onvoldoende de voorwaarden heeft nageleefd. Hij komt afspraken niet na en heeft diverse nieuwe achterstanden laten ontstaan, betalingen aan de deurwaarder voor een dossier zijn niet in de schuldregeling opgenomen; een niet betaalde boete aan het CJIB waardoor op het vakantiegeld beslag is gelegd, de afspraak over het inlopen van een achterstand kon niet worden nagekomen; de ontstane achterstand van de boedelrekening; het door X herhaaldelijk niet tijdig en niet volledig nakomen van zijn informatieverplichting, ook niet na herhaalde verzoeken van de schuldhulp om informatie te overleggen; het herhaaldelijk ontstaan van achterstanden bij onder andere een zorgverzekeraar. X ontkent dit niet, maar betoogt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt en dat mede door onzorgvuldig handelen van de gemeente het traject is beëindigd.

Achterstanden bij zorgverzekeraar CZ

Volgens X was de achterstand in de betaling zorgpremie hoogstwaarschijnlijk niet ontstaan als de gemeente had meegedacht over een oplossing voor de benarde (financiële) situatie waarin hij door een woningbrand verkeerde. Zo is hem geen paar dagen respijt gegeven, ondanks dat hij heeft gemeld dat hij de achterstand wel zou kunnen inlopen met het schadebedrag dat hij van Stedin zou ontvangen. De gemeente heeft X na de woningbrand de optie voorgelegd om aan de schuldeisers te vragen om de aflossing met twee maanden op te schorten. X heeft daarop aangegeven dat hij dat niet wil, omdat hij geen slapende honden wakker wil maken. Ook heeft X aangegeven dat hij van bijzondere bijstand geen gebruik wil maken. Dit blijkt allemaal uit het “afsprakenformulier schuldhulpverlening voortgang”. X heeft dit formulier ondertekend en de inhoud daarvan niet ontkend. De rechtbank stelt vast dat de gemeente wel heeft meegedacht, maar dat X deze hulp zelf heeft afgehouden. X heeft niet onderbouwd op welke wijze de gemeente verder met zijn situatie had kunnen meedenken. Verder blijkt dat de achterstand bij zorgverzekeraar CZ is ontstaan omdat X een deel van de premies niet heeft betaald.

Opschorten schuldhulpverleningstraject

Volgens X kreeg hij met meer kosten te maken en moest hij verhuizen door de schade van de woningbrand. Ook kreeg hij huurtoeslag en de auto van de zaak werd als inkomen gezien. Hij heeft toen gevraagd of meer budget vrij kon worden gelaten. Dit was niet mogelijk, maar aan de schuldeisers kon wel worden gevraagd om de aflossing met twee maanden op te schorten. Hier is niets meegedaan. Dit leidt niet tot de conclusie dat de gemeente het traject ten onrechte heeft beëindigd. De rechtbank heeft al vastgesteld dat X zelf het aanbod heeft afgewezen om de schuldeisers te vragen de aflossing met twee maanden op te schorten. Dat niets met dit aanbod is gedaan komt dan ook voor rekening en risico van X.

Reservering afloscapaciteit

Volgens X heeft hij de boete van het CJIB later binnengekregen omdat correspondentie via een leasemaatschappij verliep waarvan hij de auto in bezit had. Het is mogelijk dat hij de boete en de aanmaningen door geldzorgen opzij heeft gelegd met de intentie te betalen als weer geld beschikbaar zou zijn. Toen de brand uitbrak en alles verloren is gegaan is het hem ontschoten dit aan de gemeente door te geven. Dit maakt nog niet dat het traject ten onrechte is beëindigd. X heeft niet ontkend dat hij de boete en aanmaningen in de periode voor de woningbrand heeft ontvangen. Het is onaannemelijk dat X die hele periode niets van het CJIB heeft ontvangen. De woningbrand is geen rechtvaardiging om de schuldhulp niet over deze schuld te informeren. De rechtbank is evenmin gebleken dat door het ontbreken van een vast contactpersoon tussen partijen communicatieproblemen zijn ontstaan. Het is duidelijk welk verhaal het vonnis vertelt: Ieder voor zich lijken de (toerekenbare) tekortkomingen niet voldoende om de stopzetting van de minnelijke schuldhulp te rechtvaardigen, maar het zijn meer dan incidenten en samen genomen blijkt er een patroon van gebrekkige medewerking uit dat aan een succesvolle hulpverlening in de weg staat.

Hardheidsclausule

X betoogt dat de gemeente toepassing aan de hardheidsclausule had moeten geven. Dit betoog slaagt niet. Dat een (hernieuwd) verzoek om schuldhulpverlening wordt geweigerd, dat eiser geen beroep op de WSNP kan doen en dat de schuldhulp binnen een afzienbare termijn zou eindigen zijn geen bijzondere omstandigheden. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 februari 2017 voor de situatie waarin het traject nog twee maanden zou duren (ECLI:NL:RVS:2017:264). Ook de situatie waarin X door de woningbrand is gekomen hoefde geen reden te zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De gemeente heeft overwogen dat X ondanks daarop te zijn gewezen bewust het risico heeft genomen om in de problemen te kunnen komen door geen verzekering af te sluiten. Deze afweging waarmee kennelijk bedoeld is het gedane beroep op de hardheidsclausule impliciet af te wijzen, vindt de rechtbank niet onredelijk. De rechtbank verklaart het beroep van de schuldenaar ongegrond.

Bronnen: Rechtbank Rotterdam 4 juni 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:5364 en de artikelen 3 t/m 7 van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen

Vorig bericht
Toeslagaffaire resume 
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst * – Ex-ondernemer te goeder trouw : schulden uitsluitend door corona ontstaan

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up