Schuldenares is ontvankelijk in haar verzoek tot toelating tot de Wsnp, ondanks dat er geen minnelijk aanbod is gedaan aan schuldeisers. In de 285 Fw-verklaring staat onder meer dat er geen aanbod is gedaan omdat onvoldoende aflossingsmogelijkheden het haar onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De rechtbank stelt vast dat mevrouw geen enkele afloscapaciteit heeft. Het zal daarom voor haar niet mogelijk zijn een aanbod te doen aan haar schuldeisers. De rechtbank acht dit aannemelijk, zodat mevrouw ontvankelijk is in haar verzoek, en laat haar ook toe tot de procedure.
Geen aanbod tot minnelijke schuldenregeling
Mevrouw A heeft de rechtbank in Haarlem verzocht om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De toelatingszitting vond plaats op 12 december 2023, waar verschenen A, haar beschermingsbewindvoerder van Bis Diensten BV en de schuldhulpverlener. De rechtbank verklaart een verzoek om toegelaten te worden tot de schuldsanering in beginsel niet-ontvankelijk, als voorafgaand aan het Wsnp-toelatingsverzoek geen minnelijk traject heeft plaats gevonden. De schuldenaar moet bij zijn verzoek een modelverklaring in de zin van art. 285 Fw bijvoegen dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen. A heeft bij haar verzoek een verklaring van haar schuldhulpverlener gedaan dat zij geen aanbod tot een schuldregeling heeft gedaan aan haar schuldeisers onder meer omdat onvoldoende aflossingsmogelijkheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Ontvankelijkheidsvraag
Als aannemelijk is dat het voor een schuldenaar onmogelijk is om een regeling te treffen met zijn schuldeisers omdat hij onvoldoende aflossingsmogelijkheden heeft, of andere omstandigheden het onmogelijk maken om een aanbod te doen, dan hoeft schuldenaar niet eerst te hebben geprobeerd tot een regeling met zijn schuldeisers te komen. In dat geval kan de rechtbank schuldenaar toch ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. Ook zonder de schuldeisers eerst een aanbod te hebben gedaan voor een minnelijk traject kan dus worden bepaald dat er geen reële mogelijkheden zijn in de zin van art. 285 Fw. Bijvoorbeeld wanneer iemand over helemaal geen aflossingsmogelijkheden beschikt. In dat geval lijkt de poging om een aflossingsregeling te treffen immers kansloos.Het moet voor de rechter duidelijk zijn waarom een minnelijke regeling niet mogelijk is. Daarom is een heldere en duidelijke toelichting in alle gevallen erg belangrijk. In dit geval had de schuldhulpverlener kennelijk goed gedaan, want de rechtbank kon vaststellen dat A geen enkele afloscapaciteit heeft. Het zal daarom voor haar niet mogelijk zijn een aanbod te doen aan haar schuldeisers. Daarom is de rechtbank van oordeel dat zij toch ontvankelijk in haar verzoek is. De Haarlemmer rechters zijn ook van oordeel dat mevrouw voldoet aan de inhoudelijke vereisten om te worden toegelaten.
Minnelijke schuldhulpverlening overslaan?
Het is nog steeds onzeker hoe – sinds de wetswijziging van 1 juli 2023 (Staatsblad 2023, 87) het aangevulde artikel 285 lid 1 sub f Fw de mogelijkheid geeft om het minnelijke schuldhulptraject over te slaan – gemeenten in de praktijk ermee omgaan. Meestal wordt ook zonder afloscapaciteit alsnog een voorstel (“nihil- of nulaanbod”) gedaan. Dat is nog steeds het standpunt van de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulp. Als er inderdaad geen afloscapaciteit is, dan is het handig om aan de hand van berekeningen te laten zien waarom dat zo is en vooral ook waarom deze er ook niet zal zijn in de toekomst. Voor een minnelijke regeling is het akkoord van alle schuldeisers nodig. Als in het begin van de schuldhulp al bekend is dat 1 of meer schuldeisers bij voorbaat al weigeren, dan zou de cliënt meteen doorverwezen moeten worden naar de Wsnp. Maar wel op een gedocumenteerde manier, zodat voor een toelatingsrechter inzichtelijk is waarom het zo is gebeurd.
Goede toelichting doorslaggevend
Is er een vermoeden dat een bepaalde schuldeiser gaat weigeren, dan moet die schuldeiser duidelijk worden benaderd, en moet in het belang van de cliënt de correspondentie worden bijgevoegd waaruit blijkt dat de schuldeiser weigerde en waarom. Een andere keer is het onmogelijk om in korte tijd de schulden volledig in beeld te krijgen. Het heeft dan niet zo veel zin om een poging te wagen. Dit geldt bijvoorbeeld voor cliënten die dakloos zijn geweest of in een vechtscheiding zitten. Dan gaat algauw kostbare tijd verloren waarin de situatie verergert en verder compliceert. In het Wsnp-verzoek wordt dan uiteengezet dat en waarom de schuldsituatie onduidelijk is, en wat er wel kon worden gedaan om de schulden zoveel mogelijk boven tafel te krijgen. Zo concreet mogelijk kan worden omschreven welk risico bestaat dat bepaalde nog onbekende vorderingen opduiken. En natuurlijk ook wat er qua schuldenpositie juist in de laatste maanden is gebeurd, en in hoeverre er maatregelen zijn genomen – ook door de schuldenaar zelf – die de stabiliteit kunnen bewaken.
Bron: Rechtbank Noord-Holland (zittingsplaats Haarlem) 19 december 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:12915
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.