De aansluiting tussen de minnelijke schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering moet worden verbeterd. Dit schrijven de beide verantwoordelijke bewindslieden aan de Tweede Kamer bij brief van 13 september 2019 (TK 2019-2020, 24 515, nr. 492). Aanleiding is het adviesrapport van Berenschot (getiteld “Aansluiting gezocht”) dat op 27 mei 2019 aan de Kamer werd gestuurd, samen met de voortgangsbrief over de kabinetsbrede schuldenaanpak (TK 2018-2019, 24 515, nr. 489). Voor het stelsel van de Wsnp bevat deze beleidsreactie een aantal belangrijke constructieve passages.
Zo leggen de bewindslieden de verbinding met het visiedocument van de Raad voor de rechtspraak (“schuldenproblematiek en rechtspraak”) waarin ook aandacht wordt gevraagd voor de toegankelijkheid van de schuldsaneringsregeling. De Minister voor Rechtsbescherming wil voor het einde van dit jaar het Bureau Wsnp van de Raad voor Rechtsbijstand een “’Quick scan” laten maken met concrete aanbevelingen voor de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de Wsnp, met inachtneming van de reeds door de Raad voor de rechtspraak in het visiedocument gedane aanbevelingen.
Beide stelsels kritisch bezien
Ook het stelsel van de minnelijke schuldhulpverlening wordt kritisch bekeken. Interessant is bijvoorbeeld dat de bewindslieden constateren dat niet alle gemeenten optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de Wsnp biedt. Dit geldt ook bij het dwangakkoord, zo schrijven zij, “waar Wsnp-bewindvoerders meer voor ingezet kunnen worden gegeven de kennis en ervaring die Wsnp-bewindvoerders hebben met juridische procedures in de Wsnp”. Schuldhulpverleners moeten weten wanneer men een van de bijzondere rechtsmiddelen in de Wsnp met kans op succes kan inzetten. Om dit te bevorderen is er een checklist ontwikkeld voor gemeenten waaraan Bureau Wsnp heeft bijgedragen. In een bijlage bij de brief aan de Kamer worden de diverse conclusies uit het rapport Berenschot van een reactie voorzien. Hieronder worden de overige voor de Wsnp relevante passages eruit gelicht.
Afname van de instroom Wsnp
Door afname van de toestroom bereikt de uitvoering van de Wsnp een kritische omvang, voor wat betreft de beschikbaarheid van Wsnp bewindvoerders, aldus deelconclusie nr. 5 uit het rapport-Berenschot. Met deze afname is de afgelopen jaren het aantal Wsnp-bewindvoerders gestaag afgenomen, en dat is op zichzelf beschouwd een kwestie van vraag en aanbod, zo wordt bericht. De markt van Wsnp-bewindvoerders wordt door het Bureau Wsnp in de gaten gehouden. De kwaliteit en voldoende beschikbaarheid van Wsnp-bewindvoerders blijft belangrijk voor een goede uitvoering van de Wsnp, zo schrijven de bewindslieden. De rechter die bij toelating een bewindvoerder benoemt, zoekt naar een goede match tussen zaak en bewindvoerder, en moet ervan op aan kunnen dat dat aanbod goed is, ook als het aantal zaken fluctueert. De bewindslieden zeggen het niet, maar met een eventuele recessie zouden vraag een aanbod natuurlijk ineens heel anders kunnen komen te liggen.
Noodzaak van curatieve procedure blijft
Belangrijk is de constatering in de brief aan de Tweede Kamer dat de Wsnp moet blijven beantwoorden aan het doel dat door de wetgever in 1998 werd beoogd: een door de rechter geboden (voorwaardelijke) kans op een schuldenvrije toekomst. Een curatieve oplossing moet in het stelsel bereikbaar en toegankelijk blijven. Situaties zullen blijven bestaan waarin de problematische schulden niet te voorkomen zijn, en evenmin langs minnelijke weg op te lossen zijn, dus de maatschappelijke behoefte aan een saneringsprocedure lijkt onverminderd groot. De bewindslieden vinden het terecht dat er aandacht wordt gevraagd voor de toegankelijkheid van de Wsnp. En een goede uitvoering van de Wsnp zou gebaat zijn bij een beter samenspel met de minnelijke schuldhulpverlening en het schuldenbewind. Deze laatste observatie lijkt zeker winst: de drie stelsels staan nu enigszins verkokerd op zichzelf. Te denken valt volgens de bewindslieden aan een regulier afstemmingsoverleg tussen de rechtbank en professionele partijen, een schuldenaar die na afloop van de zitting direct terecht moet kunnen bij een schuldenfunctionaris bij de rechtbank die hem ter plaatse verder helpt, en een adviesrecht van gemeenten bij schuldenbewind.
Het gedrag van schuldeisers
Deelconclusie nr 6 van het rapport Berenschot stelt dat het stelsel (minnelijk en wettelijk) weinig dwingend is richting bepaald wensgedrag van schuldeisers. Prikkels in de Wsnp voor schuldeisers om wettelijke trajecten te voorkomen, lijken voor een deel van de schuldeisers nog steeds niet voldoende te werken. De onderzoekers hebben het hier onder andere over de Wsnp als ‘stok achter de deur’. In de Wsnp krijgen schuldeisers meestal een kleiner deel van hun vordering terug dan in een minnelijke regeling, vanwege de vergoeding voor de bewindvoerder. Dit zou ervoor moeten zorgen dat schuldeisers geneigd zijn om mee te werken aan de minnelijke regeling, maar dat blijkt onvoldoende het geval. De werkelijkheid is iets complexer, zo schrijven de bewindslieden. De medewerking van schuldeisers hangt af van meerdere factoren: welk traject naar verwachting geldelijk het meeste opbrengt, van het dwangaspect, en van de mate van informatieverstrekking over en vertrouwen in het minnelijke schuldhulptraject.
Dwangakkoord functioneert goed
Opeenvolgende monitorrapporten Wsnp laten zien dat het dwangakkoord goed werkt als een prikkel ter voorkoming van een schuldsanering. Het aantal ingediende aanvragen voor een dwangakkoord bij de rechtbanken is vanaf 2013 flink gestegen. Schuldeisers zijn bij hun beslissing om al dan niet mee te werken aan een minnelijke schuldregeling gebonden aan de (on)redelijkheidstoets van artikel 287a Faillissementswet. De rechtspraak laat zien dat ook een schuldeiser met het grootste aandeel in de schuldenlast door de rechter kan worden bevolen tot een gedwongen schuldregeling, indien aannemelijk is dat een wettelijk traject niet meer zal opleveren en de weigering dus onredelijk is (Rb. Rotterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:4001). Schuldeisers die in het geheel niet reageren en onvindbaar zijn, of schuldeisers die zich op hun bijzondere positie als overheid beroepen, kunnen door de rechter na een belangenafweging ook tot medewerking worden gedwongen (Rechtbank Den Haag 25 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2888 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3975 en Rechtbank Rotterdam 3 april 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4362). Tenslotte is bij een dwangakkoord een kostenveroordeling mogelijk, bijvoorbeeld bij een onredelijk weigerende schuldeiser die slechts een algemene weigeringsgrond aanvoert. Het zogenaamde liquidatietarief kan dan worden toegepast, dit naar analogie van de verplichte rechtsbijstand, en gezien de professionele betrokkenheid van de minnelijke schuldhulpverlening (Rechtbank Midden-Nederland 12 september 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:4361 en 11 mei 2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:2095).
Innovaties rechtspraak
Binnen het domein van de Rechtspraak lopen de nodige innovaties, welke proefprojecten de bereidheid vergroten om minnelijke regelingen te treffen. De bewindslieden geven hiermee het visiedocument van de Raad voor de Rechtspraak de nodige aandacht. Zo is door de Rechtbank Midden-Nederland met de gemeente Utrecht afgesproken dat wanneer de gemeentelijke schuldhulpverlening een verzoek voor dwangakkoord doet, deze slechts het kale verzoekschrift opstuurt zonder allerlei bijlagen, dit om werk te besparen. Vervolgens stuurt de rechtbank een brief naar de schuldeisers en plant een zitting in over drie in plaats van twee maanden. Vaak is de druk van een geplande zitting voldoende voor een schuldeiser om alsnog een regeling te treffen, en daarvoor is dan iets meer gelegenheid. De rechtbanken Amsterdam en Rotterdam experimenteren met speciale rolzittingen voor bulkzaken met medewerking van woningbouwverenigingen, zorgverzekeraars en andere grote schuldeisers, en met schuldhulpverleners. Bij een deel van deze pilots zijn met gerechtsdeurwaarders of met de schuldeisers zelf afspraken gemaakt over het treffen van betalingsregelingen door de rechter. In het minnelijke schuldhulptraject worden enerzijds schuldeisers gevraagd om vrijwillig afstand te doen van hun aanspraken, van volledige betaling van hun vorderingen, die soms voortkomen uit al geleverde diensten of goederen. Anderzijds is het voor effectieve schuldhulpverlening nodig dat alle schuldeisers beter en sneller meewerken. In de praktijk zien we dat de NVVK in het kader van de zelfregulering met succes convenanten heeft afgesloten met een aantal grotere schuldeisers, zodat bij vorderingen van die partijen medewerking aan een minnelijke regeling sterk wordt bevorderd. Omdat het treffen van een minnelijke schuldregeling soms toch veel tijd kost, kondigt de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verdiepend onderzoek aan naar het meewerken van schuldeisers in het traject van de minnelijke schuldhulpverlening.