Column Geert Lankhorst * – Schorsen besluit tot beëindiging van de schuldhulpverlening

Gemeenten hoeven de wettelijke schuldhulptaak uit de WGS niet zelf uit te voeren. Schuldhulpverlening kan door een gemeente worden uitbesteed. Kern van deze zaak is dat een gemeente (College van B&W) bij het nemen van besluiten in het kader van de schuldhulpverlening volgens de rechter kan kiezen tussen twee smaken: hetzij zelf de nodige informatie verzamelen en belangen afwegen, hetzij zich ervan vergewissen dat een door die gemeente ingeschakelde partij dat op een zorgvuldige wijze heeft gedaan. De gemeente blijft dus hoe dan ook verantwoordelijk voor een goede besluitvorming bij en uitvoering van de schuldhulp. Het besluit tot tussentijdse beëindiging werd in casus te kort door de bocht genomen, aldus de rechtbank.

Eerst de casus

Verzoeker A heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 augustus 2021 van Orionis Walcheren inzake de beëindiging van de schuldhulpverlening. A heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen. Orionis Walcheren is een samenwerkingsverband (een zgn. “gemeenschappelijke regeling”, waardoor gemeenten de krachten kunnen bundelen op een bepaald specialistisch beleidsterrein) van de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen op het gebied van inkomen, participatie en schulden. Orionis heeft de schuldhulp uitbesteed aan partij B.

B heeft op 28 juli 2021 aan Orionis een e-mailbericht verzonden. Daarin wordt melding gemaakt van een vordering, waarvoor A 1 november 2021 voor de rechter in Duitsland zal moeten verschijnen. Orionis heeft vervolgens de schuldhulpverlening met ingang van 4 augustus 2021 beëindigd, omdat A’s schuldenpositie momenteel niet stabiel is in verband met lopende procedures. Nadat A die procedures heeft doorlopen en zijn schuldenlast bekend is, kan hij volgens Orionis opnieuw schuldhulp aanvragen. A vindt dat sprake is van een zeer problematische schuldensituatie, waar hij niet anders uit kan komen dan door een minnelijk traject dan wel een wettelijk schuldsaneringstraject. Met de schuldhulp was bij B een aanvang gemaakt. Dit traject is nu stopgezet. A zegt er een groot belang bij te hebben dat er zo snel mogelijk een definitieve oplossing voor zijn schulden komt, gelet op de omvang van de schulden, zijn leeftijd en de negatieve gevolgen van een langdurige stopzetting van het schuldentraject.

Inventarisatie en verificatie

Volgens A lopen er twee civiele procedures en één bestuursrechtelijke procedure. Hij betwist niet dat door de civiele procedure tegen de grootste schuldeiser de omvang van de totale schuld niet kan worden vastgesteld en betwist niet dat B op dit moment geen redelijk buitengerechtelijk voorstel tegen finale kwijting kan doen, gelet op haar onafhankelijke positie. Dat neemt volgens A niet weg dat inventarisatie en verificatie van de overige schulden momenteel wel kan plaatsvinden. De lopende procedures beletten niet dat deze werkzaamheden kunnen worden verricht. Dat blijkt nu één civiele procedure al enige tijd liep en B hiervan op de hoogte was maar dat niet heeft belet aan te vangen met schuldhulp. A stelt dat de schuldhulp in het verleden aanzienlijke vertraging heeft opgelopen door zijn verhuizing, waardoor het traject grotendeels weer opnieuw is aangevangen, terwijl dat slechts is overgenomen door een andere locatie van B. Deze vertraging heeft A gefrustreerd, omdat hij zo snel mogelijk zijn schuldensituatie wil oplossen door een buitengerechtelijk akkoord met de schuldeisers of een schuldsaneringsregeling. Door nu het schuldhulptraject te beëindigen wordt hij weer teruggeworpen. Zodra duidelijkheid is over de schulden kan een buitengerechtelijk voorstel tegen finale kwijting aan de schuldeisers worden gedaan. A heeft met deze argumenten verzocht om het bestreden besluit te schorsen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen.

Toetsingskader en spoedeisend belang

Ook in het bestuursrecht bestaat er een spoedprocedure. Op grond van art. 8:81 Awb kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij het nemen van een beslissing speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Vraag is dan, aldus de rechtbank, of de verwachting bestaat dat het besluit van Orionis, waarbij de schuldhulpverlening aan verzoeker is beëindigd, in bezwaar standhoudt. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan aanleiding zijn voor een voorlopige voorziening. Eerst is door de voorzieningenrechter geoordeeld dat A inderdaad een voldoende spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorlopige voorziening.

Inhoudelijk en crediteurenlijst

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het Orionis niet kan worden ontzegd om de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening uit te besteden aan een andere partij. Orionis blijft daarvoor echter verantwoordelijk. Hij zal dan ook bij het nemen van besluiten in het kader van de schuldhulp zelf de nodige informatie dienen te vergaren en belangen dienen af te wegen dan wel zich ervan moeten vergewissen dat B dat op een zorgvuldige wijze heeft gedaan. Ter zitting heeft Orionis gesteld dat er sprake is van schending van de inlichtingenplicht en dat het besluit is gebaseerd op de beleidsregels. A heeft over de lopende procedures toegelicht dat de vordering waarvoor hij voor de rechter in Duitsland moet verschijnen een vordering was van € 2.700,-, welk bedrag is voldaan. Het gaat nu alleen nog om de extra kosten zoals advocaatkosten. Daarnaast was er nog een vordering van een andere schuldeiser van € 2.162.739,80. Een groot deel van die vordering is al afbetaald door verkoop van een object. Een bedrag van € 500.000,- staat nog open en A is voor betaling van een deel daarvan, namelijk € 50.000,-, gedagvaard in Nederland bij deze rechtbank.

De voorzieningenrechter stelt vast dat deze vorderingen zijn opgenomen in de crediteurenlijst die de schuldhulp heeft opgesteld. Deze vorderingen zijn dan ook niet als nieuw te beschouwen. Orionis had op de hoogte kunnen en moeten zijn van deze vorderingen en de stand van zaken van deze vorderingen. Het had op de weg van Orionis gelegen om bij de schuldhulp navraag te doen over de lopende procedures en de vorderingen. Orionis mocht zich bij het nemen van het besluit dus niet alleen baseren op het summiere e-mailbericht van B, mede gezien de zwaarwegende rechtsgevolgen voor A. Niet is gebleken dat Orionis bij B hierover nadere informatie heeft ingewonnen. Kort gezegd: het besluit werd veel te kort door de bocht genomen.

Inlichtingenplicht en proceskosten

Geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht of van nieuwe verplichtingen of schulden. Deze redenen voor beëindiging van de schuldhulp kunnen daarvoor geen grondslag bieden. De verwachting is gerechtvaardigd dat dat besluit in bezwaar op die gronden geen stand zal houden, waarmee aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Niet is gebleken dat B het traject, met inventarisatie en stabilisatie, niet zou kunnen voortzetten in afwachting van de lopende procedures. Orionis heeft ook daarover geen navraag gedaan bij B. Daarbij heeft A een groot belang bij voortzetting van de schuldhulpverlening namelijk schuldenvrij worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat belang zwaarder dient te wegen dan het belang van Orionis bij beëindiging. De voorlopige voorziening houdt in schorsing van het besluit tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Dit betekent dat dat traject dient te worden voortgezet. Er zijn ook kosten voor Orionis als gemeenschappelijke regeling aan verbonden, zo blijkt. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient Orionis aan verzoeker het door hem betaalde Wgs-griffierecht te vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt Orionis in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor de zitting, per punt € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Bron: Rechtbank Zeeland-West Brabant 19 oktober 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5276

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.

Vorig bericht
Column Geert Lankhorst * – Nieuwe normering van incasso: de Wet Kwaliteit Incassodienstverlening
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst * – Beschermingsbewindvoerder, gemeentelijk beleid en vertrouwensband

Gerelateerde berichten

Geen resultaten gevonden.
keyboard_arrow_up