Column Geert Lankhorst – Prejudiciële vragen omtrent de wijze van boedelafwikkeling

De Rechtbank in Limburg stelde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad of het voorschrift van art. 356 lid 1 Fw dat een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt, ook geldt voor boedels met een actief van minder dan € 2.000. Deze vraag wordt door de Hoge Raad bevestigend beantwoord. Informeel uitdelen kan niet zomaar, aldus de hoogste rechter in een principieel arrest. Daarom dient art. 4.3 van de Recofa-richtlijnen per direct in die zin aangepast te worden.

De aanloop tot de prejudiciële vragen

De rechtbank te Limburg had op 9 januari 2018 de schuldsaneringsregeling ten aanzien van A uitgesproken. De rechter-commissaris had bepaald dat de verificatievergadering (art. 328a lid 2 Fw) pro forma zou worden gehouden op 15 september 2020. De rechtbank heeft vervolgens op de voet van art. 352 Fw een zitting bepaald waarop de beëindiging van de schuldsanering zou worden behandeld. Bij tussenvonnis van 4 februari 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat A weliswaar toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van enkele verplichtingen, maar deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard en/of geringe betekenis buiten beschouwing blijven. De schuldsanering (en daarmee de materiële looptijd) eindigt dan ook, in die zin dat de verplichtingen niet langer op A rusten. Tot zover niets nieuws.

Informele uitdeling

Volgens art. 4.3 van de Recofa-richtlijnen wordt in de praktijk geen verificatievergadering gehouden indien het boedelactief na aftrek van de kosten minder dan € 2.000,– bedraagt. Er wordt dan overgegaan tot een informele uitdeling. In deze zaak is volgens het eindverslag sprake van een totaal boedelactief van € 2.264,19. Wanneer griffierecht voor het deponeren van de slotuitdelingslijst op het boedelactief in mindering wordt gebracht, is er een bedrag van minder dan € 2.000,– voor uitdeling beschikbaar. Informele uitdeling dus ? De rechtbank was er niet helemaal zeker van. Klopt die informele uitdelingsregel uit de Recofa-richtlijnen eigenlijk wel ? Deze zaak gaat over de vraag of het voorschrift van art. 356 lid 1 Fw – dat de bewindvoerder een slotuitdelingslijst opmaakt zodra de uitspraak, bedoeld in art. 354 Fw, in kracht van gewijsde is gegaan – ook geldt voor de afwikkeling van schuldsaneringsboedels met een boedelactief van minder dan € 2.000,–.

Afwikkelingsmethoden en prejudiciële vragen

In de rechtspraktijk bestaan – zo weet de rechtbank – verschillende wijzen van afdoening wanneer het boedelactief minder dan € 2.000,– bedraagt. Volgens de ‘Overijsselse methode’ wordt in een dergelijk geval de schuldsaneringsregeling beëindigd op de voet van art. 354a Fw, waarbij een verificatievergadering en slotuitdelingslijst achterwege blijven en een informele uitdeling van baten plaatsvindt. Volgens de ‘Gelderse methode’ vindt er een gecombineerde eindzitting en verificatievergadering plaats (gewoonlijk pro forma) en moet, ongeacht of er boedelsaldo is, een uitdelingslijst worden opgemaakt en gedeponeerd, nadat de vereffening voltooid is. De methode Overijssel wordt gevolgd door de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland, en de Gelderse methode wordt gevolgd door de rechtbanken Rotterdam en Oost-Brabant. Wat is nu de juiste methode, of maakt het niet uit en mag het allebei ? Daarom heeft de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd:

a. dient iedere schuldsaneringsboedel, ook die waarbij het boedelactief minder dan € 2.000,- bedraagt, op dezelfde wijze te worden afgewikkeld?

b. indien de vraag onder a. bevestigend wordt beantwoord: dient afwikkeling in die gevallen waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar heeft voldaan aan de schuldsaneringsverplichtingen na een looptijd van drie jaar of langer en waarbij het boedelactief minder dan € 2.000,- bedraagt, plaats te vinden volgens het wettelijk kader in de Faillissementswet?

Normale en vereenvoudigde beëindiging

Ter voorkoming van mogelijk misverstand: De wettelijke regeling geldt niet onverkort indien de vereenvoudigde procedure van art. 354a Fw gevolgd wordt. Indien voldaan is aan de in de leden 1 en 2 van art. 354a Fw vermelde eisen, kan de schuldsanering vroegtijdig beëindigd worden zonder verificatievergadering en zonder dat een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt (art. 356 lid 1, tweede zin, Fw). De prejudiciële Limburgse vragen zien echter op de normale situatie (van een reguliere schuldsanering) dat de rechtbank na een looptijd van drie jaar of langer heeft geoordeeld dat de schuldenaar aan de verplichtingen heeft voldaan. Mag dan worden afgezien van het opmaken van een slotuitdelingslijst en informeel mag worden uitgedeeld, indien het boedelactief minder dan € 2.000,– bedraagt ?.

Kernoverweging Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt allereerst dat de Recofa-richtlijnen geen recht vormen in de zin van art. 79 RO, en dat in de parlementaire geschiedenis van art. 356 Fw staat dat de bewindvoerder ook een slotuitdelingslijst moet opmaken indien er geen actief ter verdeling is. Waarom zou dat zo zijn ? De Hoge Raad redeneert als volgt. De op te maken slotuitdelingslijst is van essentieel belang voor het eindigen van de schuldsanering (art. 356, tweede lid). Zo voorziet de wettelijke regeling van het opmaken en deponeren van een slotuitdelingslijst erin dat de schuldsanering wordt beëindigd op een voor alle betrokkenen kenbare en controleerbare wijze. Waarbij ook de belangen van de schuldeisers worden gewaarborgd doordat zij kunnen opkomen tegen de verificatie van vorderingen of tegen de slotuitdelingslijst. Daarnaast is de slotuitdelingslijst van belang indien na het formele einde van de schuldsanering mocht blijken dat er nog baten van de boedel aanwezig zijn die ten tijde van de vereffening niet bekend waren. Ingevolge art. 349 lid 5 Fw en art. 194 Fw moeten die baten immers vereffend worden op de grondslag van de vroegere uitdelingslijst.

Vereenvoudigde procedure is enige uitzondering

En de andere route dan ? De wetgever heeft uitsluitend voor het geval dat de vereenvoudigde procedure van art. 354a Fw wordt toegepast, een uitzondering gemaakt op de regel dat een verificatievergadering wordt gehouden en een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt. Er bestaat geen grond – aldus de Hoge Raad – deze uitzondering op de  regel dat een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt, naar andere situaties door te trekken. De voor het opmaken van de slotuitdelingslijst vereiste verificatievergadering kan vaak ook pro forma plaatsvinden (art. 328a lid 2 Fw).

De Hoge Raad beantwoordt daarmee de prejudiciële vragen als volgt: Indien de rechtbank na een looptijd van drie jaar of langer heeft geoordeeld dat de schuldenaar aan schuldsaneringsverplichtingen heeft voldaan, dient de vereffening plaats te vinden overeenkomstig de voor die situatie geldende regels in de Faillissementswet, waarbij dus ook een (eventueel pro forma te houden) verificatievergadering plaatsvindt en een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt.

Tenslotte: Boedelactief en griffierecht

De regel dat buiten het uitzonderingsgeval van een vereenvoudigde schuldsaneringsprocedure altijd een slotuitdelingslijst dient te worden opgemaakt door de bewindvoerder, geldt ongeacht de omvang van het boedelactief, dus ook als er géén actief (lees: € 0,-) ter verdeling aanwezig is. In dat geval kan door de bewindvoerder bijvoorbeeld “nihil” worden vermeld in plaats van een bedrag. Dit door de Hoge Raad gecorrigeerde nieuwe rechterlijke beleid is per direct (dus per datum arrest 24 september 2021) gaan gelden, en daarom wordt paragraaf 4.3 van de Recofa-richtlijnen in die zin aangepast. Boedels met een actief tot € 2000,– worden daarmee hetzelfde afgehandeld als schuldsaneringsboedels met een actief van € 2000,– of meer. Indien het griffierecht niet (volledig) uit de boedel kan worden voldaan, komt dat op grond van artikel 320 lid 8 Fw (deels) ten laste van de Staat. Dit betekent dus ook dat voortaan áltijd een (pro forma) verificatievergadering en een slotuitdelingslijst nodig zijn, hetgeen mogelijk iets meer administratief werk zal opleveren voor rechtbanken en bewindvoerders.

Hoge Raad 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1353 conclusie Adv-Gen: ECLI:NL:PHR:2021:625, gevolgd

Vorig bericht
Einde schuldsanering zonder schone lei wegens overconsumptie
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst – Voorlopige voorziening; verbod om hangende schuldsaneringsaanvraag over te gaan tot aangezegde openbare verkoop inboedel

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up