Column Geert Lankhorst * – Immateriële schadevergoeding valt buiten schuldsaneringsboedel

Nieuws

De aan de saniet toegekende immateriële schadevergoeding op grond van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg mag in dit geval buiten de boedel blijven. De rechtbank draait de beschikking van de rechter-commissaris terug dat het wel in de boedel zou moeten vallen. Geen van de schuldeisers had bezwaar gemaakt hiertegen – niet vereist is dat alle schuldeisers uitdrukkelijk instemmen.

Hebben de schuldeisers bezwaar ?

Bij vonnis van de rechtbank Limburg van 9 juni 2020 is A toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. A heeft een beroep gedaan op de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Als gevolg daarvan heeft het Schadefonds haar tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding toegekend (“smartegeld”). Naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:1315) heeft de rechter-commissaris aan de Wsnp-bewindvoerder verzocht de schuldeisers aan te schrijven met “het verzoek schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee kunnen instemmen dat de vergoeding buiten de boedel blijft. Als de schuldeisers er geen bezwaar tegen hebben, is het verzoek van saniet toewijsbaar. In het andere geval moet een belangenafweging plaatsvinden.”

Bewindvoerder schrijft alle schuldeisers aan en reactie R-C

De Wsnp-bewindvoerder heeft per brief van 25 april 2023 alle schuldeisers conform het verzoek van de rechter-commissaris aangeschreven en hen verzocht hierop uiterlijk 31 mei 2023 schriftelijk te reageren. Uit de lijst van (voorlopig) erkende concurrente crediteuren aan de rechtbank van 23 augustus 2023) blijkt dat van de (in totaal) elf schuldeisers zes schuldeisers akkoord zijn en vijf schuldeisers niet hebben gereageerd. In een e-mailbericht van 7 juni 2023 (gericht aan de beschermingsbewindvoerder) schrijft de Wsnp-bewindvoerder, dat zij diezelfde dag een bericht van de rechter-commissaris heeft ontvangen met de volgende inhoud:

“Op 25 april 2023 heeft u de schuldeisers, zoals verzocht door de rechter-commissaris, aangeschreven om te vragen of de schade-uitkering aan saniet mag worden gelaten. Telefonisch heeft u aangegeven dat nog niet alle schuldeisers hebben gereageerd. De rechter-commissaris vindt dat de schuldeisers voldoende gelegenheid hebben gehad om te reageren. Nu niet alle schuldeisers hebben ingestemd om de schade-uitkering aan saniet te laten, dient de schadevergoeding van € 5.000,- op de boedel te worden gestort.”

Beroep tegen beschikking R-C

A verzoekt de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen en te bepalen dat de immateriële schadevergoeding van € 5.000,- ontvangen uit de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de Jeugdzorg, toegekend aan A, buiten de boedel mag worden gehouden. A argumenteert dat uit de tekst van de brief aan de schuldeisers volgt dat wanneer zij niet op het verzoek reageren, zij kennelijk geen bezwaar hebben tegen het buiten de boedel laten van de immateriële schadevergoeding. Dit verklaart ook, aldus A, waarom een aantal schuldeisers niet hebben gereageerd. De beslissing van de rechter-commissaris, waaruit lijkt te volgen dat alle schuldeisers uitdrukkelijk met het voorstel dienden in te stemmen, is volgens A dan ook onbegrijpelijk. In dat geval had de inhoud van de brief anders moeten luiden, of lag het voor de hand dat aan de schuldeisers een rappel-brief zou zijn verstuurd. Omdat geen enkele schuldeiser bezwaar heeft gemaakt, was het verzoek in de ogen van A toewijsbaar. Daarnaast heeft er geen belangenafweging plaatsgevonden die volgens de brief van de bewindvoerder wel plaats had moeten vinden als er wel door een schuldeiser bezwaar zou zijn gemaakt. In het kader van die afweging zou bovendien van belang zijn geweest dat de schuldeisers die niet gereageerd hebben slechts ongeveer 25% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen.

Smartegeld valt op zich in boedel

Wat doet de rechtbank met deze beschikking van de eigen R-C ? Hoger beroep is in dit geval mogelijk, want van alle beschikkingen (met uitzonderingen van de beschikkingen vermeld in de “negatieve lijst” van lid 2) van de rechter-commissaris staat gedurende vijf dagen hoger beroep open (artikel 315 lid 1 Fw). De rechtbank stelt voorop, dat uit het wettelijke systeem voortvloeit, dat een gedurende de schuldsanering uitgekeerde (immateriële) schadevergoeding, in de boedel valt. Op grond van artikel 295 lid 1 Fw omvat de boedel immers alle goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, en alle goederen die hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt. Een tegemoetkoming als smartegeld zoals A die heeft ontvangen, is daarvan niet uitgezonderd, nu deze niet valt onder de uitzonderingen van artikel 295 lid 4 Fw. De uitkering is evenmin als inkomen of een periodieke uitkering in de zin van artikel 295 lid 2 Fw aan te merken. Het stelsel van de wet noopt er dus toe dat de uitkering in beginsel in de boedel valt. Dat is het uitgangspunt van de redenering.

Klachtrecht en verzoek bevel artikel 317 Fw

De rechtbank merkt verder op dat de rechter-commissaris in haar instructie aan de bewindvoerder de beslissing van de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2023:1315) heeft gevolgd. Dit houdt in dat zij het verzoek van A heeft begrepen als een verzoek ex artikel 317 Fw (een verzoek om de bewindvoerder te bevelen het bedrag van € 5.000,- niet voor de boedel op te eisen en niet te betrekken bij de (slot)uitdeling, maar aan A terug te betalen) en zij de bewindvoerder heeft verzocht deze kwestie aan de schuldeisers voor te leggen.

Wie zwijgt stemt toe

In haar brief van 25 april 2023 aan de schuldeisers heeft vervolgens de Wsnp-bewindvoerder letterlijk de door de rechter-commissaris in de opdracht geformuleerde bewoordingen gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit die bewoordingen dat wanneer een schuldeiser niet reageert, daaruit kan worden afgeleid dat deze geen bezwaar heeft tegen het voorstel de vergoeding buiten de boedel te laten. Verzocht wordt immers om schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee kunnen instemmen en verder, dat als de schuldeisers geen bezwaar hebben, het verzoek van saniet toewijsbaar is. Anders dan de rechter-commissaris heeft overwogen in haar beslissing van 7 juni 2023, is voor toewijzing van het verzoek dus niet vereist dat alle schuldeisers expliciet hebben ingestemd. Dan zouden de zaken worden omgedraaid. De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is van enig bezwaar van de schuldeisers tegen het voorstel de vergoeding buiten de boedel te laten, zodat het verzoek van A toewijsbaar is. Best een bijzondere beslissing, omdat die in feite tegen het stelsel van de wet in gaat, dat behoudens een aantal letterlijk in de wet genoemde uitzonderingen al het aanwezige vermogen in de boedel trekt.

Uitkomst

Aan een belangenafweging komt de rechtbank niet meer toe. Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat de beslissing van de rechter-commissaris dat de schadevergoeding op de boedel dient te worden gestort, geen stand kan houden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, en vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 7 juni 2023, bepaalt dat het door A ontvangen bedrag van € 5.000,- niet tot de boedel wordt gerekend en dat A daarover vrijelijk kan beschikken.

Bron: Rechtbank Limburg (zittingsplaats Maastricht) 20 september 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:5596

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.

Vorig bericht
Column Geert Lankhorst * – Langere schuldsaneringstermijn van 3 jaar gezien de aard van de schuld
Volgend bericht
In memoriam : mr. dr. Arnoud Noordam

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up