De ‘schone lei’ mag door de rechter niet worden verleend onder de voorwaarde dat de saniet binnen een bepaalde termijn een achterstallig bedrag aan niet-geïnde alimentatie moet afdragen aan de schuldsaneringsboedel. Er bestaat ontvankelijkheid van de beschermingsbewindvoerder in hoger beroep tegen een dergelijke voorwaardelijke verlening van de schone lei.
Beschermingsbewind en verlenging termijn
Bij beschikking van 16 juli 2014 zijn de goederen van de schuldenaar onder bewind gesteld. Bij vonnis van 20 november 2018 is de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij vonnis van 2 februari 2021 is de schuldsaneringsregeling verlengd voor de duur van zes maanden, en wel tot 20 mei 2022, om de schuldenaar alsnog in de gelegenheid te stellen de schuldsanering met een ‘schone lei’ af te sluiten. De reden voor de verlenging was niet-nakoming van de sollicitatie- en arbeidsplicht alsmede de informatieplicht. In het verlengingsvonnis is tevens vermeld dat een kwestie ten aanzien van te innen alimentatie door omstandigheden te lang was blijven liggen.
Rechtbank Limburg verleent schone lei onder voorwaarde
De Rechtbank Limburg had bij vonnis van 14 juni 2022 bepaald dat de schuldenaar toerekenbaar was tekortgeschoten in de nakoming van een of meer van haar verplichtingen maar dat deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing kon blijven (art. 354 Fw), en dat daarom aan de schuldenaar de ‘schone lei’ kon worden verleend. Daarnaast werd geoordeeld dat een bedrag aan achterstallige alimentatie van € 2.132,31 uiterlijk op 20 november 2023 aan de boedel afgedragen zou moeten zijn; en zoals gebruikelijk dat de schuldsanering eindigt zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. De rechtbank heeft tenslotte bepaald dat de schuldenaar zelf verantwoordelijk is voor het storten van de achterstallige alimentatie en dat, indien zij uiteindelijk toch niet overgaat tot het tijdig storten van de achterstallige alimentatiebetalingen in de boedel, dit kan resulteren in ontneming van de verleende schone lei. Mag de rechter dit soort voorwaarden verbinden aan het verlenen van een schone lei ?
Hoger beroep beschermingsbewindvoerder
De schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder waren het niet eens met deze beslissing van de rechtbank Limburg. Zij hebben in hoger beroep aan het hof verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen voor zover daarin is beslist dat de schuldenaar uiterlijk 20 november 2023 de achterstallige alimentatie aan de boedel moet hebben afgedragen en dat, indien zij dit nalaat, de aan haar verleende schone lei zou kunnen worden ontnomen. Het hof heeft de beschermingsbewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep en op het hoger beroep van de schuldenaar het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover daarin is bepaald dat aan de schuldenaar een schone lei wordt verleend, dat de schuldsaneringsregeling is beëindigd en dat de huidige omvang van de boedelachterstand € 2.132,31 bedraagt. Het hof heeft bij arrest van 21 juli 2022 de duur verlengd tot uiterlijk 20 november 2023 of zoveel eerder als de schuldenaar het boedeltekort van € 2.132,31 volledig heeft voldaan.
Cassatieberoep omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep
De schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Wsnp-bewindvoerder heeft zich in deze kwestie neutraal opgesteld en geen verweerschrift ingediend. Onderdeel 2 van het cassatieberoep is gericht tegen de verlenging door het hof van de duur van de schuldsanering. De klacht is dat deze beslissing in strijd is met het beginsel dat een appellant niet slechter mag worden van zijn eigen hoger beroep, in het strafrecht bekend als het verbod van “reformatio in peius”. Deze klacht slaagt, aldus de Hoge Raad. De schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder zijn in hoger beroep uitsluitend opgekomen tegen het dictum van het vonnis en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar uiterlijk op 20 november 2023 een bedrag aan achterstallige alimentatie van € 2.132,31 aan de boedel moet hebben afgedragen en dat het niet-voldoen aan die verplichting kan resulteren in ontneming van de verleende schone lei. De omvang van het hoger beroep was daarmee beperkt tot de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de voorwaardelijkheid van de schone lei, de nog af te dragen achterstallige alimentatie en de ontneming van de verleende schone lei bij niet-voldoening aan die verplichting. Het stond het hof daarom niet vrij om de – voor de schuldenaar gunstige en door haar niet bestreden – beslissing van de rechtbank dat aan de schuldenaar (zij het voorwaardelijk) de schone lei wordt verleend, in haar nadeel te wijzigen.
Cassatieberoep ontvankelijkheid beschermingsbewindvoerder
Onderdeel 1 van het cassatieberoep is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de beschermingsbewindvoerder in hoger beroep. Het pleidooi in cassatie luidt dat het bestrijden van verlening van een schone lei op voorwaarden die niet op de wet zijn gebaseerd, kan bijdragen aan het stabiliseren van de financiële situatie van de schuldenaar. Dit onderdeel slaagt eveneens. Het hof heeft tot uitgangspunt genomen dat in hoger beroep wordt opgekomen tegen de duur van de schuldsaneringsregeling en/of het verlenen van een schone lei. Het hoger beroep van de schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder was echter uitsluitend gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat de schuldenaar uiterlijk op 20 november 2023 een bedrag aan achterstallige alimentatie van € 2.132,31 aan de boedel moet hebben afgedragen en dat het niet-voldoen aan die verplichting kan resulteren in ontneming van de verleende schone lei. De beschermingsbewindvoerder vertegenwoordigt op grond van art. 1:441 lid 1 BW de rechthebbende in procedures die de vraag betreffen welk deel van het inkomen in het kader van de schuldsaneringsregeling aan de boedel dient te worden afgedragen. En daar gaat het hier ook over, zo vindt de Hoge Raad. De beschermingsbewindvoerder was dan ook ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen die beslissing.
Eindbeslissing Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het de rechtbank niet vrijstond om, naast verlening van de schone lei, tegelijkertijd te bepalen dat de schuldenaar nog een bedrag aan achterstallige alimentatie aan de boedel moest voldoen en dat bij niet-betaling daarvan, de verleende schone lei zou kunnen worden ingetrokken. De rechtsfiguur van een voorwaardelijke schone lei bestaat niet in artikel 358 Fw of elders in de derde titel – of op z’n Hoge Raads gezegd: voor een dergelijke beslissing ontbreekt een rechtsgrond. De tegen deze beslissing van de rechtbank gerichte grieven van de schuldenaar en van de beschermingsbewindvoerder slagen dus. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 juli 2022; en vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg van 14 juni 2022 voor zover daarin is beslist dat een bedrag aan achterstallige alimentatie van € 2.132,31 uiterlijk op 20 november 2023 aan de boedel afgedragen moet zijn. Een interessant arrest van de Hoge Raad: de rechter die staat voor de vraag of de schone lei wel of niet kan worden verleend behoort dus het wettelijk toetsingskader te hanteren dat in art. 354 Fw wordt geboden. Dat gebeurt vooral aan de hand van de mate van nakoming van de schuldsaneringsverplichtingen en de toerekenbaarheid en zwaarte of aard van tekortkomingen, maar zonder extra voorwaarden naar de toekomst toe.
Bron: Hoge Raad 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:29, met (gevolgde) conclusie advocaat-generaal in ECLI:NL:PHR:2022:969
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.