In deze zaak werd een gevraagd minnelijk moratorium (art. 287b Fw) afgewezen omdat sprake was van een eerdere overeengekomen regeling tussen huurder en verhuurder om de huurovereenkomst te beëindigen. Dit is volgens de Rotterdamse rechtbank iets wezenlijk anders dan een ontruimingsvonnis dat verband houdt met een betalingsachterstand. Hierdoor wordt niet voldaan aan de voorwaarden van art. 305 lid 2 Fw, en is er geen plaats voor een minnelijk moratorium.
Minnelijk moratorium gevraagd
Verzoekster X wordt bijgestaan door de schuldhulpverlening van de Kredietbank Rotterdam en zij heeft op 11 november 2022 een verzoekschrift ex artikel 287b Fw ingediend. Ter zitting van 23 november 2022 zijn verschenen X zelf, de schuldhulpverlener en een begeleidster van het wijkteam, alsmede de curator in het faillissement van de verhuurder. Het verzoek beoogt om gedurende een termijn van zes maanden een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te verbieden de huurovereenkomst voor de woonruimte van X op te zeggen of te ontbinden. Met andere woorden: de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 12 augustus 2022 tot ontruiming van de woonruimte te verbieden. Het inkomen van X bedraagt € 1.500,00 per maand en op basis hiervan is X in staat om de huur steeds tijdig te betalen. De schuldhulpverlener van de Kredietbank heeft ter zitting verklaard dat zowel budgetbeheer als de schuldregeling eind december zullen beginnen. X heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat zij wel in de woning kon blijven wonen. Zij is op zoek naar een nieuwe woning, maar dit verloopt niet voorspoedig. Zij is de Nederlandse taal niet machtig en heeft weinig tijd om een woning te zoeken. Dit maakt het voor haar lastig om een nieuwe woning te vinden.
Standpunt verhuurder
De verhuurder voert aan dat een schorsingsverzoek ex artikel 287b Fw alleen mogelijk is in de gevallen genoemd in artikel 305, tweede lid, Fw. In dit geval is daar geen sprake van. De huurovereenkomst tussen X, haar partner en verhuurder is niet door de kantonrechter ontbonden. Er is een gezamenlijke regeling getroffen, waarin partijen hebben vastgelegd dat de huurovereenkomst per 1 november 2022 eindigt. Deze regeling is tot stand gekomen tijdens een procedure bij de kantonrechter. X en haar partner werden in deze zaak bijgestaan door een advocaat die is gespecialiseerd in woonrecht. De kantonrechter heeft vervolgens de overeengekomen regeling expliciet opgenomen in het vonnis van 12 augustus 2022. Over het feit dat de huurovereenkomst per 1 november 2022 geëindigd is, bestaat dan ook geen twijfel. Subsidiair voert verhuurder aan dat het belang van hem zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoekster. De huurachterstand is fors en bedraagt maar liefst € 10.050,00. Dat komt neer op een huurachterstand van 15 maanden. Ook is de verhuurder failliet verklaard en heeft er belang bij dat de woning, vrij van gebruikers, kan worden verkocht. Verkoop van de woning komt de boedel substantieel ten goede. Gefailleerde kan dan wellicht een regeling treffen met zijn schuldeisers, waardoor hij van zijn schulden bevrijd wordt. Ook de verhuurder zelf bevindt zich dus in een problematische schuldensituatie.
Adempauze
De rechtbank neemt eerst het minnelijk moratorium nog eens onder de loep. Artikel 287b Fw geeft de optie voor een “time-out”: een schuldenaar kan aan de rechtbank verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen indien sprake is van een bedreigende situatie. De voorziening beoogt een adempauze te creëren die een debiteur in staat moet stellen om (als dat nog zin heeft) het minnelijk traject voort te zetten om met schuldeisers een regeling voor de schulden te bereiken of af te ronden. Ook kan het zin hebben om in die extra voorbereidingstijd de goede trouw meer gefundeerd te kunnen laten blijken.
De twee voorwaarden van artikel 305 Fw
In artikel 287b, vierde lid, Fw wordt de link gelegd met artikel 305 Fw. Daarin is bepaald in welke situatie de tenuitvoerlegging van een ontruiminsvonnis niet mogelijk is in geval van een schuldsaneringsregeling. Hiervoor gelden twee voorwaarden. Tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis is niet mogelijk indien: (1) het ontruimingsvonnis alleen gebaseerd is op huurachterstand én (2) de lopende huur steeds tijdig betaald wordt. De Rotterdamse rechters leiden uit de samenhang van artikel 287b Fw met artikel 305, tweede lid, Fw af dat een moratorium slechts kan worden verleend indien aan deze beide wettelijke voorwaarden wordt voldaan.
Gezamenlijk beëindigde huurovereenkomst
Uit de stukken blijkt duidelijk dat X samen met haar partner, in de periode december 2021 tot en met augustus 2022, in een procedure verwikkeld is geweest met de verhuurder. De curator heeft deze procedure begin 2022 overgenomen van de verhuurder, omdat de verhuurder inmiddels failliet was verklaard. Primair had het geschil betrekking op de beëindiging van de huurovereenkomst. Partijen hebben tijdens deze kantonprocedure een regeling getroffen omtrent de huurovereenkomst. Zij hebben de kantonrechter verzocht om die regeling in het vonnis op te nemen. De kantonrechter heeft de regeling inderdaad opgenomen in het vonnis van 12 augustus 2022 zodanig dat de huurovereenkomst zou eindigen met ingang van 1 november 2022. Partijen zijn niet in hoger beroep gegaan tegen het vonnis, zodat vaststaat dat de huurovereenkomst inmiddels van rechtswege is geëindigd.
Niet voldaan aan wettelijke voorwaarden
In dit geval is sprake van een overeengekomen regeling tussen de huurder(s) en verhuurder om de huurovereenkomst per 1 november 2022 te beëindigen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk overeengekomen regeling iets wezenlijk anders is dan een ontruimingsvonnis dat verband houdt met een betalingsachterstand. In dit geval is immers slechts nakoming van de overeengekomen regeling gevraagd, zijnde dat de huurovereenkomst sinds 1 november 2022 is geëindigd en X vanaf die datum de woonruimte om die reden moet verlaten. Van een ontruimingsvonnis dat gebaseerd is op betalingsachterstanden, is in dit geval geen sprake. Dit betekent dat een moratorium ex artikel 287b Fw niet kan worden verleend, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden ex artikel 305, tweede lid, Fw. De rechtbank wijst daarom het verzoek tot het treffen van een minnelijk moratorium.
Bron: Rechtbank Rotterdam 07-12-2022 ECLI:NL:RBROT:2022:10820
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.