Column Geert Lankhorst * – Ex-ondernemer te goeder trouw : schulden uitsluitend door corona ontstaan

Een winkel moest reeds een half jaar na de opening alweer sluiten in verband met de landelijke coronamaatregelen. Omdat de verzoekster haar onderneming net was gestart en nog geen cijfers uit het verleden kon overleggen, kwam verzoekster helaas niet in aanmerking voor overheidssteun. Zij heeft daarom besloten haar ondernemersactiviteiten te staken, en zij is erin geslaagd om in de periode daarna geen enkele privéschuld te laten ontstaan. De rechtbank laat haar toe tot de schuldsanering, want is van oordeel dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden te goeder trouw is geweest.

Goede trouw

X heeft een schuldsaneringsverzoek ingediend dat door de rechtbank Gelderland is behandeld ter terechtzitting van 7 oktober 2021. Centrale vraag was of de schulden van X die voortvloeien uit haar inmiddels beëindigde onderneming te goeder trouw zijn ontstaan en onbetaald zijn gebleven. Het ligt op de weg van de schuldenaar die het schuldsaneringsverzoek doet om dit aannemelijk te maken, gezien art. 288, eerste lid, aanhef en onder b Fw. De goede trouw moet in het huidige stelsel bestaan gedurende een “onderzoekstermijn” van vijf jaren voorafgaand aan het verzoek. Als het trouwens aan het nu in de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel 35915 ligt wordt die termijn verkort tot drie jaren.

Schuldenlast ontstaan bij recent geopende onderneming

Uit de stukken en ter zitting is komen vast te staan dat de schulden van X ontstonden nadat zij in juni 2019 een schoenenwinkel opende. De rechtbank heeft oog voor haar prudente aanpak. Zij heeft voorafgaand aan de opening ervoor gekozen om niet de onderneming van de lopende schoenenzaak over te nemen omdat zij van de eigenaren geen volledige inzage in de cijfers kreeg. Zij heeft daarom van hen alleen de aanwezige voorraad gekocht, en voor de levensvatbaarheid van de onderneming nader onderzoek gedaan bij de eigenaar die de schoenenwinkel daarvoor exploiteerde, en van wie zij wel volledig inzage in de cijfers kreeg.

De casus zou natuurlijk nog wat scherper hebben gelegen als X geen of onvoldoende boekhouding had kunnen overleggen – traditiegetrouw een sterke contra-indicatie voor goede trouw bij Wsnp-verzoekende (ex)ondernemers – want zou in een dergelijke situatie dan nog steeds de verschoonbaarheid wegens corona overheersen? Het Recofa-landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken bepaalt immers in richtlijn 5.4.4 (bijlage 4 over de uniforme Wsnp-toelatingsbeleidsregels) dat van een situatie als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b Fw in beginsel geen sprake is, indien (onder andere) – de verzoeker een eigen onderneming (eenmanszaak) heeft gevoerd en (nagenoeg) geen boekhouding heeft bijgehouden en beschikbaar is. In beginsel, dus ook in die situatie zou misschien een uitzondering kunnen worden gemaakt bij schulden die geheel of grotendeels zijn ontstaan als gevolg van de corona-omstandigheden.

Schuldenlast ontstaan als gevolg van de sluiting van de winkel door corona

Hoe dit ook zij : X bleek flinke pech te hebben met de timing van de opening. Begin 2020 moest zij de winkel in het kader van de corona-gerelateerde maatregelen sluiten. Reserves waren in dat eerste halve jaar nog niet opgebouwd en ook een webshop was nog niet gebouwd. Er ontstonden zo direct liquiditeitsproblemen. Omdat zij haar onderneming net was gestart en op dat moment nog geen cijfers uit het verleden kon overleggen, kwam zij niet in aanmerking voor overheidssteun. Het overgrote deel van de schuldenlast bestaat nu uit vorderingen van leveranciers van schoenen. Die hebben weliswaar de door hen onder eigendomsvoorbehoud geleverde schoenen opgehaald, maar in sommige gevallen niet het volledige inkoopbedrag gecrediteerd. X heeft daarom besloten haar ondernemersactiviteiten te staken. De huidige schuldenlast vloeit nagenoeg geheel uit deze ondernemersactiviteiten voort. Anders gezegd: wel ruim binnen de vijfjaarstermijn dus ontstaan, zelfs binnen de aanstaande driejaarstermijn van het wetsvoorstel, maar alles te goeder trouw.

Schuldenaar heeft schuldenlast weten te beperken

Schadebeperking is een goede indicatie voor goede trouw, zo lijkt het. X is erin geslaagd om in de periode daarna geen enkele privéschuld te laten ontstaan. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij bij haar ouders inwoont om haar lasten laag te houden en dat haar familie haar financieel ondersteund heeft. Zij heeft op die manier haar schuldenlast weten te beperken. De rechtbank is daarom van oordeel dat X voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden te goeder trouw is geweest. X mag dus de schuldsanering in, waarmee zij de corona-schulden achter zich kan laten. En eventueel daarna – wie zal het weten – haar ondernemersambities weer kan proberen waar te maken.

Bron: Rechtbank Gelderland 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5466

* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen

Vorig bericht
Column Geert Lankhorst * – Tussentijdse beëindiging van een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject
Volgend bericht
Column Geert Lankhorst * – Verzoek omzetting faillissement naar Wsnp toegewezen

Gerelateerde berichten

Niets gevonden.
keyboard_arrow_up