Een dwangakkoord kan zich alleen richten tot de schuldeiser zelf. De debiteur doet er dus goed aan om te checken dat het niet de opdrachtnemer is die weigert. Zowel het oorspronkelijke verzoek als het ter zitting overgelegde herstelverzoek tot het opleggen van een dwangakkoord richten zich niet tegen de oorspronkelijke schuldeiser, maar tegen het incassobureau dat de vordering wenst te innen namens de schuldeiser.
De zitting dwangakkoord bij de rechtbank
Verzoekster X heeft op 23 september 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ex artikel 287a lid 1 Fw ingediend om MVGM Vastgoedmanagement B.V., die weigert mee te werken aan een door X aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling. SWG Incasso Advocaten heeft, namens Stichting Beheer en Bewaring DPF, voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend. De incasso-advocaat heeft in dit verweerschrift aangegeven dat DPF en ook de raadsman verhinderd zijn ter zitting te verschijnen. De beschermingsbewindvoerder van X kon wegens persoonlijke omstandigheden niet aanwezig zijn op de zitting, maar heeft per mail de rechtbank bericht. De schuldhulpverlening kwam X wel bijstaan. Ter zitting van 27 oktober 2022 zijn verschenen en gehoord X zelf en twee medewerksters van de Kredietbank Rotterdam, de schuldhulpverlenende organisatie. Het verzoekschrift dwangakkoord is volgens het ingediende verweerschrift gericht aan de verkeerde partij. De schuldhulpverleensters hebben ter zitting een nieuw gewijzigd verzoekschrift ingevolge artikel 287a lid 1 Fw aan de rechtbank overhandigd, met het verzoek om dit nieuwe verzoek in behandeling te nemen. De schuldeiser zelf is, hoewel opgeroepen, niet verschenen.
Schuldenpositie
X heeft negen schuldeisers, waarvan één preferente vordering en negen concurrente vorderingen. De Belastingdienst heeft zowel een preferente als een concurrente vordering. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 28.315,25 te vorderen. X heeft bij brief van 6 juli 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 12,29 % aan de preferente schuldeisers en 6,14 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Zij heeft bij brief van 4 augustus 2022 de eerder aangeboden schuldregeling aan SWG gewijzigd, inhoudende een betaling van 6,04 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Aangeboden akkoord
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar WIA-uitkering. X is voor 100 % arbeidsongeschikt verklaard. X en schuldhulpverlening hebben ter zitting bevestigd dat X arbeidsongeschikt is. Zij heeft ernstige medische problemen. Het is dan ook aannemelijk dat het inkomen niet meer zal stijgen. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. X heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. X heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Zij staat sinds 14 januari 2022 onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt dan ook niet in de rede.
Aangeschreven partij
De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat zij abusievelijk niet de oorspronkelijke schuldeiser in het verzoekschrift heeft vermeld. Nu de vordering uit handen is gegeven, wordt er gecorrespondeerd met een derde partij, te weten de incassoadvocaat SWG. SWG staat daarom op de schuldenlijst als incassopartij vermeld. De schuldhulpverlener heeft ter zitting een nieuw verzoekschrift overgelegd, teneinde dit verzoekschrift in plaats van het eerder ingediende verzoekschrift in behandeling te nemen.
Weigerende crediteur
Uit het verzoekschrift blijkt dat acht schuldeisers, met negen vorderingen, instemmen met de aangeboden schuldregeling. Eén schuldeiser, te weten MVGM, stemt niet in met de schuldregeling. Zoals eerder is komen vast te staan, is MVGM niet de oorspronkelijke schuldeiser. Uit het verweerschrift dat door SWG is overgelegd, blijkt dat de oorspronkelijke schuldeiser, DPF evenmin instemt met de aangeboden schuldregeling. In de contacten met schuldhulpverlening heeft SWG te kennen gegeven dat haar cliënte het aangeboden bedrag te laag te vindt. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. In haar verweerschrift heeft de incassoadvocaat, namens haar cliënte, allereerst opgemerkt dat het verzoekschrift zich richt tegen de verkeerde partij. Uit het gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 2 september 2022 blijkt dat niet MVGM een vordering heeft op verzoekster, maar DPF. Daarnaast is niet aangetoond dat de toewijzing van het dwangakkoord een beter resultaat zal opleveren dan wanneer een schuldsaneringstraject wordt opgestart en worden de belangen van haar cliënte beter gewaarborgd in een schuldsaneringsprocedure.
Wederom niet de juiste partij
De rechtbank vraagt zich af of het verzoekschrift ex artikel 287a lid 1 Fw zich tegen de juiste partij heeft gericht, en beantwoordt deze vraag ontkennend. De incassoadvocaat heeft namens DPF een verweerschrift ingediend en zich onder meer op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift niet is gericht tegen de oorspronkelijke schuldeiser, namelijk DPF, maar jegens MVGM. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft verweerster het vonnis van de kantonrechter overgelegd. De schuldhulpverlening heeft ter zitting getracht dit gebrek te herstellen door het indienen van een nieuw gewijzigd verzoek ex artikel 287a lid 1 Fw. Afgezien van de vraag of een dergelijk verzoek, op deze wijze, nog ter zitting gewijzigd kan en mag worden, constateert de rechtbank dat het nieuwe en gewijzigde verzoekschrift wederom niet is gericht tegen de oorspronkelijke schuldeiser. Uit het ontruimingsvonnis van de kantonrechter blijkt dat DPF de oorspronkelijke schuldeiser is. MVGM is slechts de beheerder. MVGM heeft, in tegenstelling tot DPF, geen vorderingsrecht jegens verzoekster.
Slotsom
Zowel het oorspronkelijke verzoek als het ter zitting overgelegde verzoek richten zich niet tegen de oorspronkelijke schuldeiser. De rechtbank wijst het verzoek af om een gedwongen schuldregeling te bevelen. Een niet-ontvankelijk verklaring had wellicht meer voor de hand gelegen nu het verzoekschrift gericht was jegens de verkeerde partij, die helemaal niet veroordeeld kon worden in een dwangakkoord. Natuurlijk dient de schuldhulpverlener in het belang van de cliënt nauwgezet te bekijken wie als schuldeiser zou moeten worden veroordeeld: men kan niet zomaar een partij dagvaarden die iets met de vordering te maken lijkt te hebben. Uit het vonnis van de kantonrechter bleek bovendien wie als schuldeiser moest worden aangemerkt. Maar anderzijds blijft het ook wat onbevredigend dat als het door constructies van opdrachtgever- en opdrachtnemerschap – en soms ook cessie – een zoekplaatje is geworden wie precies wanneer welk vorderingsrecht nu bezit (“wil de echte schuldeiser nu opstaan ?”), dat het dan het risico van de debiteur is als de onduidelijkheden niet worden opgehelderd.
Bron: Rechtbank Rotterdam 3 november 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:10071
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.