In de Wsnp-wijzigingswet (Staatsblad 2023, 87 en 175) is bepaald dat de nieuwe kortere looptijd geldt voor schuldsaneringsregelingen die zijn uitgesproken na de inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2023. Voor alle andere schuldsaneringen geldt de oude looptijd. Nu de schuldsaneringsregeling van A voor 1 juli 2023 van toepassing is verklaard ontbreekt de wettelijke grondslag om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten.
Nieuwe wettelijke spelregels
Bij vonnis van 4 mei 2023 is de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard ten aanzien van A. Bij verzoek van 5 juni 2023 van de bewindvoerder van A is verzocht om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten wegens de invoering van de nieuwe wet Wijziging van de Faillissementswet. Dus als het ware anticiperend op de aanstaande wettelijke spelregels. Op 1 juli 2023 namelijk is de nieuwe wet in werking getreden getiteld “Wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen”. Deze wetswijziging heeft onder meer tot gevolg dat de wettelijke schuldsaneringsregeling in principe anderhalf jaar – in plaats van drie jaar – gaat duren. A doet dus wegens deze nieuwe kortere termijn een termijnverkortingsverzoek via de bewindvoerder.
Inwerkingtreding
Op 26 mei 2023 heeft de (nu demissionaire) Minister voor Rechtsbescherming Weerwind aan de Tweede Kamer per brief (TK 2022-2023, 35 915, nr. 31) laten weten dat besloten is om de wijzigingswet reeds per 1 juli 2023 in werking te laten treden (Wet van 10 februari 2023; Staatsblad 2023, 87 en 175). De keuze voor deze snelle inwerkingtreding is gemaakt opdat deze wetswijziging gelijk loopt met de aanpassing van de duur van het (minnelijke) traject van de buitengerechtelijke schuldhulpverlening, maar ook om de schaduw van het komende regime niet te lang boven de markt te laten hangen.
Beoordeling verzoek termijnverkorting
In de Wsnp-wijzigingswet is bepaald dat de nieuwe kortere looptijd geldt voor schuldsaneringen uitgesproken na 1 juli 2023. Voor alle andere schuldsaneringen geldt de oude looptijd, aldus de rechter-commissaris. De Minister heeft geen mogelijkheden gezien om (via alsnog aangepaste regels van overgangsrecht) dit te regelen. Nu de schuldsaneringsregeling van A voor 1 juli 2023 van toepassing is verklaard ontbreekt in de ogen van de rechtbank de wettelijke grondslag om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten. Het verzoek zal dan ook door de rechter-commissaris bij beschikking worden afgewezen: oude schuldsanering = oude termijn.
Termijnverkorting
Deze rechtsoverweging van de rechtbank omtrent het ontbreken van een wettelijke grondslag om de termijn te verkorten lijkt iets te algemeen gesteld. Een wettelijke grondslag bestond en bestaat wel degelijk, namelijk in artikel 349a lid 2 Fw. Dus ook nog steeds in de nieuwe gewijzigde wettelijke situatie: “De rechter-commissaris kan bij schriftelijke beschikking de termijn ambtshalve, dan wel op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar, of een of meer schuldeisers wijzigen.”
De argumentatie waarom de termijn zou moeten worden verkort zal echter wel – wil het “looptijd-reductie-verzoek” enige kans van slagen maken – meer moeten behelzen dan uitsluitend het feit van inwerkingtreding van nieuwe wettelijke spelregels die een kortere looptijd met zich mee brengen. Dus dan zou men op meer inhoudelijke gronden het verzoek met meer slagingskans kunnen doen. Bijvoorbeeld op de grond dat er al heel wat is afgelost aan de schuldeisers in het minnelijke traject van schuldhulpverlening. Of op de grond dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid en geen realistisch perspectief dat de schuldeisers een substantiële uitkering zullen kunnen ontvangen, ook niet bij een volledige looptijd van drie jaar. Bij elk termijnreductieverzoek zal het ook handig zijn als aangetoond kan worden dat de saniet zich tot dusverre voorbeeldig heeft gedragen bij de nakoming van de schuldsaneringsverplichtingen. Aan de hand van de voorheen geldende maatstaven dus, en in de hoop dat de nieuwe geldende wettelijke spelregels een dergelijk verzoek de wind in de zeilen zullen geven.
Strategisch wachten
Nog even over de wijzigingswet. De nieuwe Wsnp-wet is van toepassing op verzoekschriften tot toepassing van de schuldsaneringsregeling die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wetswijziging (per 1 juli 2023, zie het Besluit van 17 mei 2023; Stb. 2023, 175) zijn ingediend bij de rechtbank en waarop nog niet door de rechter is beslist. Problematisch voor de lopende Wsnp-procedures blijft voor de korte en middenlange termijn dat de oude looptijd van 36 maanden (drie jaar, artikel 349a Fw oud) blijft gelden voor alle reeds lopende schuldsaneringsprocedures, dus ook bijvoorbeeld voor een toelating tot de Wsnp die plaatsvond korte tijd voor de nieuwe spelregels, zoals in deze casus. Dat heeft de instroom tot 1 juli 2023 flink afgeremd, met name in de maand juni, want nog even wachten met de indiening van het Wsnp-verzoek leidde voor de aanvrager tot een halvering van de looptijd. Dit effect viel voor de wetgever (gezien de vele radicale amendementen zonder overgangsrecht) niet goed te voorkomen. Gelukkig is de nieuwe wet zeer snel in werking getreden. In hoeverre ook reeds lopende schuldsaneringsprocedures – zoals in deze zaak – zullen kunnen worden bekort, is onzeker, want afhankelijk van de casus en dus aan de rechter overgelaten.
Hoger beroep via bewindvoerder
Terug naar deze zaak: de rechter-commissaris wijst bij beschikking het verzoek af. De beschikking vermeldt (in een standaard slotzin) erbij dat tegen deze beslissing degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent uitsluitend via een advocaat binnen vijf dagen na de dag van deze beslissing hoger beroep kan instellen door een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de rechtbank die van de zaak kennis moet nemen. Artikel 315 lid 1 Fw bepaalt dat van alle beschikkingen van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen (“horizontaal”) hoger beroep openstaat op de rechtbank. Nu het hier de bewindvoerder is die dit termijnverkortingsverzoek heeft ingediend, lijkt hoger beroep via een advocaat ook helemaal niet nodig, gezien artikel 361 lid 1 (slot) Fw. De bewindvoerder kan dat indien gewenst zelf doen.
Bronnen: artikel 349a Fw (oud en nieuw); Staatsblad 2023, 87 en 175; en Rechtbank Gelderland (Zutphen) 4 juli 2023 ECLI:NL:RBGEL:2023:3829
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.