Een gemeente mag in het kader van beschermingsbewind bij inwoners die onder bewind zijn gesteld niet aandringen op ontslag van hun bewindvoerder om zo een voorkeursbeleid voor eigen gemeentelijke bewindvoerders te bevorderen. Dit zou het benoemingsbeleid van de kantonrechter doorkruisen en staat op gespannen voet met de vertrouwensband. De gemeente Groningen verlangde van inwoners die onder beschermingsbewind waren geplaatst dat zij – tegen hun zin – de kantonrechter zouden verzoeken om ontslag van hun bewindvoerder. Op deze manier beoogde de gemeente een benoeming te bevorderen van een eigen gemeentelijke bewindvoerder, en dat onder begeleiding van een negatief financieel gevolg met de aanvraag bijzondere bijstand. Dat dit niet is toegestaan heeft recent de Centrale Raad van Beroep in drie belangrijke samenhangende beslissingen bepaald.
Wat was de aanleiding ?
Wie de beschermingsbewindvoerder niet zelf betalen kan, kan (via die bewindvoerder) aanspraak maken op bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van de beschermingsbewindvoering, op grond van de Participtatiewet. De gemeente Groningen regelt de vergoeding voor inwoners die de kosten van hun bewindvoerder niet zelf kunnen betalen sinds 1 maart 2018 echter op een andere manier. Tot dat moment konden inwoners hiervoor de gebruikelijke bijzondere bijstand aanvragen. Omdat de inwoners sinds 1 maart 2018 kosteloos bewindvoering kunnen krijgen van de Groningse Kredietbank, de schuldhulpverleningsorganisatie van de gemeentelijke overheid, verstrekt de gemeente geen bijzondere bijstand – of bij wijze van overgangsmaatregel alleen nog maar tijdelijk voor zes maanden – voor deze bewindvoeringskosten. Wie een inkomen heeft tot 120 % van de bijstandsnorm wordt verwezen naar gratis gemeentelijke bewindvoerders. Daarmee verwacht de gemeente kosten te besparen.
Noodzaak, kosten en vertrouwen
Op zich een begrijpelijke wens nu de kosten vanuit de bijzondere bijstand – met het populaire beschermingsbewind – steeds meer de pan uit rijzen. Met de kwalificatie populair is hier niet iets leuks maar iets noodzakelijks bedoeld: er is kennelijk en helaas een grote maatschappelijke behoefte aan het beschermingsbewind. Ook stelt de gemeente dat de beleidswijziging leidt tot betere, integrale dienstverlening aan de doelgroep. Het nieuwe beleid maakt tijdig beëindigen van de bewindvoering en de overschakeling naar een lichter regime mogelijk, aldus de gemeente. De betrokken onderbewindgestelden wensen meestal liever hun bekende bewindvoerder te behouden met wie zij in veel gevallen een vertrouwensrelatie hebben opgebouwd. De benoeming heeft natuurlijk een persoonlijk karakter, en ook voor de kantonrechter zal gelden dat hij niet zomaar met een ander dan diegene wie hij benoemd heeft een toezichtsrelatie start.
Ontslag bewindvoerder
Om gebruik te kunnen maken van beschermings- of meerderjarigenbewindvoering (art. 1:431 BW) door de GKB is het nodig dat de kantonrechter de GKB tot bewindvoerder benoemt en de bestaande bewindvoerder van de betrokken inwoner ontslaat. In drie zaken waar de Centrale Raad van Beroep uitspraak over heeft gedaan is dat niet gebeurd omdat de inwoner óf geen ontslagverzoek bij de kantonrechter heeft ingediend óf omdat de kantonrechter het ontslagverzoek heeft afgewezen. De reden voor die afwijzing of voor het afzien van het indienen van een ontslagverzoek is dat de betrokken inwoners een vertrouwensband hebben opgebouwd met hun huidige beschermingsbewindvoerder. Zij wilden liever bij deze bewindvoerder blijven dan overstappen naar een gemeentelijke bewindvoerder van de GKB. Maar dan komt het gemeentelijke (dwang)beleid om de hoek kijken: zonder de vergoeding van de gemeente vanuit de bijzondere bijstand, kunnen zij hun bestaande bewindvoerder niet meer betalen.
Geen voorliggende voorziening
Een vergoeding van de gemeente is niet mogelijk als er een andere oplossing is. Dat heet in de terminologie van de Participatiewet “een voorliggende voorziening”. De Centrale Raad van Beroep heeft nu in drie recente uitspraken geoordeeld dat – onder de omstandigheden van deze inwoners – de gemeentelijke kredietbank niet een voorliggende voorziening is waarop de inwoners een beroep kunnen doen. Als de GKB niet is benoemd tot bewindvoerder, kunnen deze inwoners namelijk geen gebruik maken van de gratis bewindvoering door de GKB. En de gemeente mag niet van deze inwoners vragen dat zij tegen hun zin de kantonrechter verzoeken om het ontslag van hun bewindvoerder en daarvoor in de plaats een benoeming van de GKB. Dit betekent dat de gemeente de bijzondere bijstand voor deze inwoners niet om die reden mag afwijzen of stopzetten, en dat het gemeentelijke voorkeursbeleid voor een eigen bewindvoerder derhalve niet op deze manier kan worden vormgegeven.
Doorkruising benoemingsbeleid en beslissing
In feite worden mensen zo min of meer gedwongen om tegen hun zin in over te stappen. De vertrouwensband tussen de bewindvoerder en de onder bewind te stellen persoon is een belangrijke factor in de rechterlijke beslissing om bewind toe te wijzen, en dat zou op deze manier worden doorkruist. Ook het feit dat iemand tijdens zijn onderbewindstelling verhuist naar de gemeente Groningen is geen reden om aan de kantonrechter te laten vragen de bewindvoerder te ontslaan. Onder de omstandigheden van appellant is de GKB niet een voorliggende voorziening waarop hij een beroep kan doen. Als de GKB niet is benoemd tot bewindvoerder, kan appellant namelijk geen gebruik maken van de gratis bewindvoering door de GKB. De gemeente mag niet van hem vragen dat hij tegen zijn zin de kantonrechter verzoekt om het ontslag van zijn bewindvoerder en benoeming van de GKB. Dit betekent dat de gemeente de bijzondere bijstand voor appellant niet om die reden mag stopzetten. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van 15 november 2018 voor zover daarbij aan de verleende bijzondere bijstand door de gemeente voorwaarden zijn verbonden en die bijstand in duur is beperkt.
Bronnen: Centrale Raad van Beroep 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:636, ECLI:NL:CRVB:2022:637 en ECLI:NL:CRVB:2022:638, en de artikelen 1: 431 en 435 BW en de artikelen 15 en 35 Participatiewet
* Mr. dr. G.H. Lankhorst is beleidsadviseur bij de Directie Rechtsbestel van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is hij redactielid van het
Tijdschrift Schuldsanering en doceert en examineert Geert Lankhorst
in de Leergang Wsnp van OSR Juridische Opleidingen.