Een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen in verband met een afwijkende regeling met een bevoordeelde schuldeiser – de Dienst uitvoering Onderwijs (DUO). De overige schuldeisers zijn niet gekend in die afwijkende regeling, waarbij DUO als studiefinancieringsinstelling als enige geen finale kwijting hoeft te verlenen. Daarnaast is niet gebleken dat de debiteur zich maximaal inspant om ten behoeve van haar schuldeisers inkomsten te verwerven tijdens de duur van de minnelijke schuldregeling.
Twee opeenvolgende aanbiedingen
Verzoekster heeft 12 concurrente schuldeisers en een totale schuldenlast van € 9.776,52. Zij volgt een opleiding voor onderwijsassistent en verwacht in de zomer van 2021 haar diploma te behalen. Op basis van de NVVK-norm en haar inkomen uit studiefinanciering heeft zij aan haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden inhoudende een betaling van 11,73% tegen finale kwijting. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Ook heeft zij sinds de aanmelding bij de schuldhulp geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan. Daarna heeft haar schuldhulpverlener – door de schuld aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) niet mee te nemen in een tweede aanbieding – een (herberekende) betaling van € 17,57% aan de concurrente schuldeisers – tegen finale kwijting – aangeboden. Elf schuldeisers stemmen in met deze aangeboden schuldregeling in; een schuldeiser met een vordering van € 590,45, die 6,04% van de totale schuldenlast uitmaakt, weigert instemming. Dan verzoekt zij aan de rechtbank om de aangeboden minnelijke schuldregeling jegens deze weigerende schuldeiser op te leggen als dwangakkoord. De rechtbank acht de weigering echter niet onredelijk, en wel om twee redenen.
Bevoordeelde positie een schuldeiser en informatiepositie andere schuldeisers
De rechtbank Rotterdam stelt vast dat verzoekster een studiefinancieringsschuld heeft aan DUO, bestaande uit een lening welke maandelijks verder oploopt in verband met de opleiding van verzoekster. Volgens hun nieuwe beleid schort DUO de invordering van de achterstallige en niet achterstallige schulden op voor de duur van de minnelijke schuldregeling. Na beëindiging van de schuldregeling wordt de invordering dan weer voortgezet en dient verzoekster alle schulden alsnog te betalen. DUO maakt als het ware even pas op de plaats en laat de andere schuldeisers voorgaan in een aflossingsregeling met de debiteur. Dat lijkt sympathiek maar er zit een adder onder het gras: geen finale kwijting en geen transparantie.
Zodoende wijkt de regeling met DUO af van de aan de andere schuldeisers aangeboden regeling, nu de verplichting voor DUO om finale kwijting te verlenen ontbreekt. DUO wordt bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers, die wel afstand doen van het restant van hun vordering. De schuldhulpverlenende organisatie (Kredietbank Rotterdam) heeft de schuldeisers wel meegedeeld dat de schuld aan DUO uit de schuldenlijst is gehaald en dat er in het herziene aanbod meer gereserveerd zal worden, maar dat is slechts het halve verhaal. Want uit de stukken blijkt niet dat de andere schuldeisers op de hoogte zijn gebracht van de bevoorrechte positie van DUO. De schuldeisers hebben daarmee bij de bepaling van hun standpunt over de aangeboden regeling dan ook geen rekening kunnen houden.
De schuldhulpverlening moet in feite door open kaart te spelen het vertrouwen winnen van de schuldeisers. Misschien dat de schuldeisers die aanvankelijk akkoord gingen, omdat zij niet beter wisten, ook wel iets langer hadden willen wachten op de voldoening van hun vordering, zonder de concurrentieslag met andere schuldeisers en zonder een gedeeltelijke kwijtschelding. Wie even afwacht totdat de andere schuldeisers geheel of gedeeltelijk zijn voldaan, heeft natuurlijk een debiteur tegenover zich die meer verhaal biedt. Het risico van dit soort “deelregelingen” is dat het niet transparant is jegens alle crediteuren en dat daarmee dus het paritasbeginsel onder druk komt te staan. Een weloverwogen beslissing omtrent een minnelijke schuldregeling kan een schuldeiser alleen nemen als hij juist en volledig is geïnformeerd.
Opbrengst niet het maximaal haalbare
Ook overweegt de rechtbank dat verzoekster eerder een studie voortijdig heeft afgebroken. Hoewel de rechtbank de motivatie van verzoekster om te werken aan een goede toekomst voor haarzelf en haar kind op zich als positief ziet, is het een feit dat zij door haar opleiding – in elk geval de komende anderhalf jaar – geen inkomsten uit arbeid voor haar crediteuren zal genereren. Van haar mag echter worden verwacht dat zij – net als dat in een schuldsaneringsregeling het geval is – zich gedurende de gehele schuldregeling ten behoeve van de schuldeisers maximaal inspant om betaalde arbeid te verrichten of te verkrijgen, omdat de verwachting gerechtvaardigd is dat zij daarmee meer inkomen voor haar schuldeisers zal verwerven dan zij nu beschikbaar heeft. Nu dit allemaal zo is kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd, en kan ook niet worden gezegd dat dit aanbod het maximaal haalbare is.
Belangenafweging valt uit ten gunste van de schuldeiser
De rechtbank oordeelt dan ook dat de weigerende crediteur in redelijkheid tot een weigering heeft kunnen komen en dat diens belang zwaarder weegt dan dat van verzoekster of de overige schuldeisers. Het voorstel tot schuldenregeling is niet aantoonbaar het maximaal haalbare. Dus wordt het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling afgewezen.
Bron: Rb. Rotterdam 18 februari 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:1552